Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 35 —

grootste verspreiding der Israëliten over den aardbodem heeft plaats gehad kort na de verwoesting van Jeruzalem, en sedert die gebeurtenis zijn thans ruim zeventien honderd jaren verloopen. Het is drie honderd vier en zestig jaren geleden, sedert Amerika door columbus werd ontdekt, en sedert de eerste invoering der Negers in dat werelddeel zijn drie honderd twee en vijftig jaren voorbijgegaan.—Maar wat zijn vier honderd, zeventien honderd jaren in vergelijking van den tijd, dien men veilig reeds à priori veronderstellen mag, dat noodig zal wezen, om de verandering van het eene menschenras in het andere te bewerken! En wat bovendien Amerika in het bijzonder aangaat, zoo is het er verre van af, dat alle Amerikaansche blanke familiën bijna vier eeuwen, en alle Amerikaansche neger-familiën drie en eene halve eeuw in dat werelddeel zouden gevestigd zijn. Zoude men uit het voorbeeld van Amerika eenig besluit trekken, dan moest men kunnen aantoonen, dat een aantal Europeesche en Neger-familiën zich, sedert hare vestiging in Amerika, gedurende den vroegsten tijd der kolonisatie, tot nu toe, altijd onthouden hadden van vermenging, niet alleen met andere stammen, maar niet minder met nieuwe aankomelingen uit haar eigen moederland,—en daarbij, dat die familiën al dien tijd de leefwijze der oorspronkelijke Amerikaansche stammen geheel hadden nagevolgd. Ik behoef wel in geen betoog te treden aangaande de noodzakelijkheid dezer voorwaarden; de zaak is zoo duidelijk, dat zulk een betoog geheel overbodig is. Intusschen kan er geen enkel voorbeeld worden aangetoond, waarbij die voorwaarden aanwezig zijn: want de Europeesche kolonisten hebben zich altijd vermengd met later aangekomenen van hun eigen stam, en hetzelfde heeft, tot op de afschaffing van den slavenhandel, met de Negers plaats gegrepen. Geen wonder alzoo, dat noch de Europeërs, noch de Negers in Amerika in Roodhuiden veranderd zijn, al nam men ook aan, dat een tijdsverloop van drie honderd jaren daarvoor voldoende zou zijn,—hetgeen er verre van af is.

Maar is het zoo geheel waar, dat onze ondervinding op geene voorbeelden van verandering van typus ten gevolge van klimaat en leefwijze wijzen kan? Er bestaan werkelijk eenige feiten, die