Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 37 —

kruising van rassen, dewijl hij in de oostelijke staten, daar, waar het ras het minst vermengd is, het sterkst ontwikkeld wordt aangetroffen, zoo moet hij wel het gevolg wezen van uitwendige invloeden, onder welke wij den eersten rang aan het klimaat toekennen. Een der physiologische trekken des Amerikaans is zijne magerheid. Vindt men op straat onder honderd individuen ter naauwernood één, die eenigzins gezet is, zoo kan men er in de meeste gevallen op aan, dat deze een vreemdeling of van vreemde afkomst wezen zal. Wat bij de Amerikanen echter wel het meest in het oog valt, is de lengte van hunnen hals; niet, dat die werkelijk langer zou zijn dan bij anderen, maar hij schijnt zoo, omdat hij zoo dun is. Van hunnen kant herkennen de Amerikanen eenen Europeaan ligtelijk aan het tegenovergestelde kenteeken. Het is mij meer dan eens wedervaren, dat, wanneer ik mij met vrienden onderhield over de nationaliteit van personen, die wij op de openbare wandelplaatsen ontmoetten, ik nog aan hun vaderland twijfelde, terwijl de Amerikanen gewoonlijk zonder vertoef verklaarden: "Zie toch naar zijn' hals! Nooit heeft een Amerikaan zulk een' hals gehad!"

Nemen wij echter eens voor een oogenblik aan, dat de standvastigheid der typen, en dus de onmogelijkheid van den overgang van den eenen in den anderen werkelijk ware bewezen, dan zoude daarmede, strikt genomen, nog niet de onmogelijkheid bewezen zijn van de gemeenschappelijke afkomst van alle menschenstammen uit éénen oorspronkelijken stam. Indien men, zulk eenen oorspronkelijken stam veronderstellende, vraagt, of deze nog bestaat, of een der thans bestaande stammen als de eigenlijke oorspronkelijke menschenstam mag beschouwd worden, dan mag men, naar mij voorkomt, op deze vragen gerustelijk ontkennend antwoorden. Die oorspronkelijke menschenstam—gesteld dat er zulk een geweest is—bestaat naar alle waarschijnlijkheid niet meer, en alle thans bestaande vormen zijn afgeleide vormen. Wie zegt ons nu, voor welke veranderingen, voor welke wijzigingen door allerlei soort van invloeden die oorspronkelijke menschenstam vatbaar is geweest,—veranderingen en wijzigingen, voor welke de afgeleide vormen, een-