zij-rupsen wordt gevonden, de "fibroine," eene glinsterend witte, stikstofhoudende, doch van de proteïne-stoffen in vele opzigten verschillende zelfstandigheid. Vóór en na de ontdekking dezer zijdeachtige hoedanigheid van het spinsel, is men, soms met de meest overdrevene verwachting, bij herhaling bedacht geweest, om dit produkt der spinnen tot het vervaardigen van zijden stoffen ten nutte te maken. Reeds in 1710 heeft bon zich daartoe groote moeite gegeven. Hij verkreeg werkelijk eene witgrijze, hoogst ligte, niet verkleurende of verschietende soort van zijde daaruit. De geheele wereld gewaagde van dit, naar het eerst scheen voor de industrie zoo onschatbare feit, en zelfs tot in het Hemelsche Rijk drong de kennis daarvan bij de Chineesche industrieelen door. Aan réaumur, werd door de Akademie van Wetenschappen te Parijs de taak opgedragen, om verslag van deze wijze van zijde-bereiding uit te brengen. Dit rapport viel ongunstig uit, zoodanig zelfs, dat men toen voor langen tijd alle beteekenis van het spinsel ten dezen opzigte ontkende. Later hebben anderen dit vraagpunt weder opgevat. Lyonnet gaf den raad, om de herfstdraden bijeen te doen zamelen en dienstbaar te maken aan deze industrie. Vooral zijn in 1791 door den Spanjaard raymondo de tremeijer veel gunstiger resultaten verkregen, dan de vroegere. Volgens hem, kan de spinrag-zijde den toets of de vergelijking met die der zij-wormen ten volle doorstaan. Alleen was het daartoe noodwendig, goede spin-soorten uit te kiezen, koloniën daarvan aan te leggen, en niet zoo zeer het gewone rag, dan wel de nesten of cocons te verwerken. Die van eene Amerikaansche soort van bosch-spin, gaven hem zelfs driemalen meer zijde, dan de cocons van den gewonen zijdeworm. Later ging tremeijer nog verder en vond een middel uit, om de zijde regtstreeks uit het achterlijf der spinnen, in draden af te haspelen. Een Engelschman, rolt genaamd, breidde dit denkbeeld uit, en vervaardigde daartoe zelfs kleine stoomhaspels. In den tijd van twee uren, ontwikkelde hij daarmede, uit 22 kruisspinnen, eenen doorgaanden draad van niet minder dan 18000 Par. voeten.—Ofschoon het in dien tijd, en ook reeds vroeger, gelukt was, uit deze spinzijde werkelijk kleedingstukken te weven, vooral handschoenen
Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/493
Uiterlijk