Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/52

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

— 40 —

men niet geheel ten onregte in dit opzigt van hoogere en lagere stammen spreekt, terwijl het evenmin ontkend kan worden, dat dit verschil zamen gaat met het overwigt van dit of dat gedeelte der hersenmassa, en ten gevolge daarvan met den aan elken stam eigenen schedelvorm,—waaruit dan weder volgt, dat dit verschil in verstandelijke vatbaarheden en aanleg iets natuurlijks en eigenaardigs is. Doch even zeker is het ook, dat dit verschil niet volstrekt is in dien zin, dat de eene stam vatbaarheden zou bezitten, die aan den anderen geheel of bijkans geheel zouden ontbreken. "Chaque portion de la grande famille humaine," zegt j.j. ampère, "a des aptitudes diverses. Certaines facultés sont plus developpées chez quelques-unes, moins chez d'autres. On ne sauroit nier qu'il n'existe entre elles une inégalité de facultés, en même temps qu'elles offrent une complète égalité de nature." Daarom zal ook elk volk zich slechts zóó kunnen ontwikkelen, als de eigenaardige rigting van zijnen geest het medebrengt, en die ontwikkeling zal ook slechts dan plaats hebben, wanneer de omstandigheden die rigting begunstigen; het zal eerst dan zijne schreden beginnen te zetten op de baan des vooruitgangs en der beschaving, wanneer de omstandigheden als het ware eene deur openen, die gelegen is in de rigting, in welke alleen zijn geest zich vooruitbewegen kan, en dan zal die vooruitgang, die beschaving altijd iets eigenaardigs bezitten, dat bij andere volkeren niet zal worden aangetroffen. Ik mag over dit punt niet verder uitweiden, doch kan niet nalaten te doen opmerken, hoe verkeerd men doet, met aan onbeschaafde natiën altijd eene Europeesche beschaving, Europeesche denkbeelden, Europeesche zeden en gewoonten te willen opdringen, in plaats van eerst haren aanleg zorgvuldig te bestuderen, en dan pogingen aan te wenden om dezen te ontwikkelen en ten goede te leiden,—in welk geval die soort van beschaving, voor welke elke stam uit zijnen aard geschikt is, niet achter zou blijven. Doch het is ook waar, dat zulk een arbeid de krachten en zelfs het begrip ver te boven gaat van hen, aan wie men het werk der ontwikkeling van onbeschaafde natiën gewoonlijk toevertrouwt.