Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/528

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
106
OVER DE DOODE ZEE.

zoogenoemde Hermongebergte) uitmaakt, scheiden zich twee bergtakken af, die aan weêrszijde het Jordaandal insluiten en zich aan beide zijden, oost- en westwaarts, in bergachtige hoogvlakten uitbreiden. Dit Jordaandal, door de tegenwoordige bewoners el-Ghor, dat is, de lage vlakte genoemd, heeft niet overal dezelfde breedte. Terwijl het doorgaans eene breedte van ongeveer twee uren heeft, verwijdt het zich bij Jericho tot eene breedte van bijna vier uren. De zandsteenklippen, die het dal begrenzen, verheffen zich aan de westelijke zijde 1200 tot 1500 voet boven de vlakte, terwijl de oostelijke bergen wel in het eerst minder hoog zijn, maar een weinig achterwaarts 2000 tot 2500 omhoog stijgen. Dit gebergte is aan beide zijden door eene menigte beken doorsneden, die hare wateren in het bed des Jordaans ontlasten. Door deze dalvlakte nu kronkelt zich de Jordaan, tot dat hij, na door het meer el Huleh (in den Bijbel de wateren van Merom genoemd) en door het Galilesche meer gestroomd te zijn, zich in de Doode zee ontlast.

Maar ook beneden de Doode zee zetten zich die beide bergreeksen in zuidelijke rigting voort en vormen zoo eene doorloopende dalvlakte van ongeveer dezelfde breedte als het Jordaandal. Deze vallei draagt den naam van Wadi-el-Arabah, derhalve denzelfden naam, met welken het zuidelijke gedeelte van het Jordaandal in den Bijbel wordt aangeduid. Deze dalvlakte loopt door tot aan de noordelijke spits van de Elanitische golf, door de Arabieren Bahr-Akabah genoemd.

Het verdient allezins opmerking, dat dit groote dal tusschen de Doode zee en de Elanitische golf tot in de tegenwoordige eeuw bijna geheel onbekend is gebleven. De oude aardrijksbeschrijvers maken er geene melding van, ofschoon zij zoowel de Doode zee als de Elanitische golf kennen en in hunne werken beschrijven. De geschiedschrijvers der middeneeuwen zwijgen er insgelijks van. Abulfeda, een Arabisch schrijver uit de 14de eeuw, is de eenige, die uitdrukkelijk zegt, dat het Jordaandal (el-Ghor) zich zuidwaarts tot aan de Roode zee uitstrekt. Daar echter de Arabah (de vlakte, woeste steppe) in het Oude Testament in verband met de Roode zee en Elath, de plaats waarvan de oostelijke inham der Roode zee