Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/675

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
249
EN HET MAKEN VAN PARELEN IN CHINA.

afbeeldingen van sommige dezer dieren vervangen, als even geldig bij de godsdienstige plegtigheden, de voorwerpen zelven. Bij het nalaten dezer offerplegtigheden achtte men dat winden en golven beiden vijandig zijn, of dat monsterachtige visschen in het water zich vertoonen zouden. De bewoners van dat gedeelte der kust worden afgeteekend als ruwe wilden, bijkans amphibiën, van kindsbeen af stoutmoedige duikelaars. Voorzien met een mes om de schelpen af te zonderen, welke aan de rotsen vast zitten, en met een mandje, om den vergaderden schat te bergen, werd "de jager van de diepte" met een kabel aan zijn borstrok vastgehecht, van een schip naar omlaag gelaten, en daarbij op een gegeven teeken weder opgehaald. Er was een groot verschil in de hoeveelheid, die men opzamelde van het eene jaar op het andere; somtijds waren de haaijen zóó talrijk, dat vele duikelaars daardoor omkwamen. Ten laatste werd dit gevaarlijk bedrijf opgegeven en het visschen met dreggen voor het duiken in plaats gesteld. Waarschijnlijk werd deze visscherij zoo sterk uitgeoefend, dat de voorraad uitgeput raakte; althans het schijnt niet dat er eenige parelvisscherij op die kust meer plaats had, na de komst van Europeanen in China. In een zeker tijdperk was de visscherij van zóóveel belang, dat de Onderkoning van Canton een toeziener aanstelde, die evenwel moeijelijk alle ontvreemding kon beletten, daar de duikers soms onder water de schelpen openden en de parelen in den mond verborgen. De parelen van de Cantonvisscherijen waren dikwerf van de grootte van erwten. Het schelpdier (Meleagrina margaritifera) werd zamengebonden, gedroogd en, met cassia-knoppen gekookt, met rijst gegeten; talrijke kleine parelen werden onder het kaauwen nog dikwerf in den mond bespeurd. Van het bestaan in China van eenige andere parelvisscherij in eenig tijdperk, wordt in Chinesche boeken geen blijk aangetroffen. Marco polo vermeldt dat er in de provincie Kandu (waardoor waarschijnlijk een gedeelte van Yun nan bedoeld wordt) een meer was, waarin parelen gevonden werden, maar welker opzameling alleen van 's Keizers wege geschiedde en overigens verboden was; zij waren er zoo menigvuldig, dat zij zonder dit verbod gemeen zouden geworden zijn en alle waarde verloren hebben. De vermaarde reiziger is hier waarschijnlijk door