Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/741

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
315
DE BORENDE SCHELPDIEREN.

Waar gezonken wrakken het vaarwater voor langen tijd zouden kunnen stremmen en aanleiding geven tot het ontstaan van zandbanken; wanneer orkanen geheele bosschen langs de oevers der rivieren vellen en de medegesleepte boomstammen, door den stroom naar zee gevoerd, zich daar aan de monding der rivier opeen hoopen, zijn het de scharen van Teredo's en eenige soorten van Pholaden, die in betrekkelijk korten tijd het werk verrigten, waartoe de mensch met al zijne kracht en al zijn vernuft ter naauwernood in staat zoude zijn. De dikste balken, de zwaarste stammen worden in alle rigtingen doorknaagd en eindelijk vallen zij bij den minsten golfslag uiteen en de voor den schepeling gevaarlijke plek kan weder zonder vrees door hem bevaren worden.

De invloed, dien de in steenen borende schelpdieren op de vervorming der kusten uitoefenen, is schijnbaar gering, omdat hun werk langzaam vordert, maar moet in werkelijkheid als zeer aanzienlijk beschouwd worden, wanneer wij de vele tienduizendtallen van jaren in rekening brengen, gedurende welke zij gestadig de rotsen, die door het zeewater bespoeld worden, ondermijnd en daardoor het werk der golven verhaast hebben, die het hechtste steenen bolwerk eindelijk slopen en als gruis naar elders voeren. Is het kalk, dan zal een grooter of kleiner deel daarvan in het zeewater opgelost, door andere schelpdieren, koraaldieren enz. weder worden opgenomen en tot bestanddeelen hunner ligchamen worden verwerkt, en na verloop van tijd zal zoo welligt op eene andere plaats eene nieuwe kust ontstaan, zamengesteld uit deelen, die oorspronkelijk aan eene andere hebben toebehoord. Zoo bouwt het eene dier met datgene, wat door het andere vernield is; het oude vergaat, maar het is slechts de vorm die verdwijnt; het nieuwe verrijst, maar de stof daartoe werd door het vroeger bestaan hebbende geleverd. Ziedaar de eeuwige kringloop der natuur!