Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/221

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
195
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

hebben verlaten, maar ook zij worden niet vergeten; ook voor hen wordt moederlijk gezorgd.

Velen, als de visschen, zijn te weinig aan eene plaats verbonden, door noodwendigheid om hun eigen voedsel te zoeken, of gevaren te ontvlugten, dan dat zij zelve hunne jongen zouden kunnen opkweeken, maar ook voor dezen is de natuur eene zorgvolle moeder. Slechts aan de hoogere dieren, die door hunne bewerktuiging en leefwijze hiertoe meer geschikt zijn, werd de opvoeding aan de ouders toevertrouwd. Bij de eersten worden de jongen aan hun lot overgelaten, en hier is de natuur als 't ware zelve alleen moeder, bij de laatsten stond zij deze zorg voor een gedeelte aan de ouders af, door hun de middelen ter opvoeding van hun kroost en de moederliefde te schenken.

Om echter in de beschouwing van dit rijke veld der natuur eenige orde te volgen, willen wij, na eenige meer algemeene opmerkingen over de zorg, welke hieromtrent door de geheele natuur plaats heeft, eenige trekken van het instinct en de ingeschapen liefde der dieren vermelden, welke, in de verzorging van hunne jongen, van de insecten af tot den mensch toe, door het gansche dierenrijk zich vertoonen. Onder de zwarigheden, die door de natuur in de opkweeking der jongen moesten overwonnen worden, verdient zekerlijk in de eerste plaats te worden opgenoemd een voor hun teeder gestel geschikt voedsel, dat tevens in genoegzame mate voorhanden behoorde te zijn; dit moest bovendien niet alleen naar de verschillende soorten der dieren verschillen, maar het kon zelfs niet gelijk zijn aan het voedsel, hetgeen de sterkere magen der ouders konden verteren. Met dit oogmerk schonk zij aan de zoogdieren de borst, waaraan de jongen in de warme moedermelk een voedsel vinden, hetwelk geheel voor hunne nog teedere magen berekend is, en weinig bewerking behoeft te ondergaan om in chyl en bloed te worden veranderd. Eenige vogels, bijzonder de graanvogels, voorzag zij van een krop, waarin het voedsel wordt verweekt om hierdoor de zwakkere vertering der jongen te hulp te komen; terwijl de jongen der lagere diersoorten terstond na hunne geboorte hun voedsel weten uit te kiezen, hetwelk door bijzondere inrigtingen of eene ingeschapen zorg der ouders, waarover wij nader zullen spreken, voor hen altijd in overvloed aanwezig is.