Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
198
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

Zoo is alles in de natuur berekend en de noodige evenredigheid en orde blijven behouden. De roofdieren zijn het snoeimes in de hand der natuur, waardoor de al te weelderige loten worden afgeknot en zoo wordt overal groei en leven bewaard. De roofdieren hangen dus weder af van den overvloed van hunne prooi. Spitsbergen b.v. heeft op zijne planten schier geen enkel insect, en dus ook geen vogel, die hierop azen kan. In Groenland kent men reeds meer dan 20 verschillende insecten, en hier bevinden zich ten minste twee vogelsoorten, die door dezen worden gevoed. In de warmste landen van Amerika, waar het getal van insecten buitengemeen groot is, zijn meerdere honderden van verschillende vogelsoorten bekend, die de te groote verbreiding der insecten paal en perk stellen, en hierdoor leven, om weder ten prooi te verstrekken aan anderen; zoo is alles aan elkander harmonisch verbonden, en de vruchtbaarheid van de eene soort is de levensbron der andere.

Men zoude echter de natuur, waarin zooveel roof en verwoesting heerscht, van wreedheid kunnen beschuldigen; maar ook hiertegen is gewaakt; het gif van vele dieren schijnt hunne prooi spoedig ongevoelig te maken en tegen eenen marteldood te beveiligen, en de slagtanden der grootere roofdieren zijn zoo geschikt geplaatst, en zij worden door hun instinct zoo geleid, dat zij meest altijd terstond de groote hersenslagader afbijten, waardoor in weinige oogenblikken bewusteloosheid veroorzaakt, en de dood veel onpijnlijker gemaakt wordt; hierdoor wordt juist het zooveel smartelijker uiteinde van eenen hongersdood uit gebrek en ouderdom voorgekomen, waardoor anders de dieren eerst na lange marteling zouden bezwijken.

Het was echter ons oogmerk niet, om de wijze aan te toonen, waarop het evenwigt in de natuur wordt bewaard, maar veeleer eenige bewijzen aan te voeren van de zorg, welke voor het opkomend geslacht in de natuur gelegd is. Niets levert ons van deze zorg zulke treffende blijken, als de instincten en neigingen der dieren zelve, waardoor zij in hunne handelingen zoo juist en doeltreffend worden geleid, en waarin wij bovenal de wijsheid des Scheppers, die dit alles met zooveel volmaaktheid regelde, moeten bewonderen.

Waar de dieren nog te zwak en teeder, te weinig ontwikkeld waren om zich zelven te besturen, werden hun vaste ingeschapen nei-