Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/235

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
209
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

berekend, en hierin zal zich geen vogel vergissen; kleine eijeren, die spoediger verkoelen, vorderen eene meer aanhoudende warmte, en zoo bouwen ook de kleinere vogels diepere nesten, en de eijeren liggen op een zachter en meer verwarmd bed, waardoor zij bij het afvliegen der vogels niet zoo snel verkoelen. Zoo is het nest van een leeuwerik veel dieper, en de eijeren zijn meer verwarmd, dan dat van een ooijevaar of gans. Zij bekleeden de nesten van binnen met stoffen, die de warmte minder geleiden, zoo als stroo, mos, haar, dons, of vederen. Merkwaardig is hierin de zorg van den kruisbekvogel (Loxia curvirostra) der noordsche landen. Deze vogel legt namelijk zijne eijeren in Januarij, wanneer regen en sneeuw de aarde bedekken, doordien de dennezaden het voedsel voor zijne jongen, juist dan en niet in het voorjaar in menigte aanwezig zijn. Zijn nest zoude echter door de aanhoudende vochtigheid verweeken, en de broeding door de hierdoor veroorzaakte koude onmogelijk worden, ware het niet, dat de natuur dezen vogel geleerd had zijn nest met hars te bestrijken, alsof hij wist, dat dit het nest voor sneeuw en water ondoordringbaar maakt.

Niet alleen echter voor de warmte, maar vooral ook voor de bescherming der eijeren en jongen wordt in de bouwing van het nest door de vogels gezorgd door het kunstigste maaksel, hetgeen zoo veel te zamengestelder en meer beschermend is, naarmate zij meer gevaren te vreezen hebben; deze bouworde is zelfs geheel gewijzigd naar de vijanden, die zij te duchten hebben. Zoo vervaardigen onze zangvogels doorgaans hunne nesten in het digtste loof, of in de holte van eenen boom, waar het naauwelijks voor roofvogels zigtbaar of toegankelijk is. Dit zoude echter de vogels in de warmere streken niet tegen de apen en slangen beveiligen, die hen in menigte vervolgen; maar vele dezer vogels bouwen nu hun nest aan de uiterste doorgaans boven het water hangende takken, die voor hunne vijanden onbereikbaar zijn.

De Bengaalsche kruisbek, hiermede nog niet tevreden, vervaardigt uit plantendraden en dorre grashalmen eene koord bijna een el lang, welke hij aan de uiterste boomtakken boven het water bevestigt, en hieraan hangt hij het nest op, hetgeen dan door den wind heen en weder wordt geslingerd en voor ieder ander dier ongenaakbaar is.

Bij eenige dezer nesten is de opening ter zijden, bij anderen zelfs van onderen naar het water gekeerd, waarboven het hangt, en leidt door eenen zijgang naar de jongen. Het snijdervogeltje hecht drie bladen