Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/238

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
212
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

nest te verlaten, nederstorten en verpletterd worden; maar ook hiervoor werd gezorgd, doordien deze veel onvolmaakter ter wereld komen, daar alle eijeren dezer vogelen veel kleiner en de jongen dus minder uitgegroeid zijn bij het verlaten van den dop, zoodat zij niet alleen meest naakt en blind geboren worden, maar hunne pooten zijn zoo zwak, dat zij niet kunnen loopen, voordat zij kunnen vliegen. Bij zangen roofvogels vermogen zij dit doorgaans eerst na 2 tot 3 weken. Bij hoenders en watervogels kunnen de jongen zeer spoedig hun voedsel vinden en gevaren ontkomen, maar deze vliegen eerst na 2 tot 3 maanden, bij de eerste zijn de vleugels meer ontwikkeld dan de pooten; bij de laatsten is dit omgekeerd het geval; bij dezen, de hoenders en andere, is dan ook de zorg der beide ouders minder noodig, hetgeen dan meest aan de wijfjes is overgelaten, en bij velen verlaat zelfs het mannetje het wijfje tijdens de broeding om tegen den herfst terug te keeren.

Bij de zang- en roofvogels broeden het mannetje en wijfje beide en verzorgen hunne teedere jongen bij afwisseling, vooral waar de voedingsmiddelen moeijelijker en dikwijls slechts op grooter afstand te verkrijgen zijn. Zelfs somwijlen, zooals bij spechten en uilen is waargenomen, nam het mannetje alleen de zorg van de opkweeking der jongen op zich, als het wijfje gevangen was; zoo strekt zich zelfs deze schoone ingeschapen aandrift der natuur tot toevallige en ongewone omstandigheden uit.

Bij eenige vogels, zoo als de duikers en water hoenders, helpt het mannetje broeden, maar bekommert zich niet om de jongen, die onder de leiding der moeder genoegzaam voedsel overal vinden; daarentegen neemt bij de meeste gepaarde roof- en zangvogels en zoo ook bij den vischreiger het mannetje geen aandeel aan de broeding, maar voedert de jongen, daar de moeder te lang het nest zoude moeten verlaten om dit te zoeken. Bij de zangvogels blijven de ouden nog lang in de nabijheid van het nest, ook als de jongen hunne zorg niet meer behoeven. Zelfs een kwikstaart, die eenen jongen koekoek in een hollen eik had uitgebroed, door welks enge opening de koekoek niet ontkomen kon, bleef van hare herfstreis terug, en voedde den jongen koekoek nog tot in den winter. Zoo is het instinct overal doelmatig gewijzigd en geheel berekend naar de behoeften en levenswijze der dieren.

Het eerste werk van de moeders na het uitkomen der jongen is het nest van de eijerschalen te zuiveren, die hen ligt zouden kunnen