Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/249

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
223
DE ARTHRODIEËN, DIER EN PLANT VEREENIGD.

naar gelang der soorten, waartoe zij behooren, zeer verrassende en vreemde verschijnsels, allen bij de ontwikkeling een wezenlijk karakter van dierlijk leven vertoonende. Immers mag dit leven afgeleid worden van, bewegingen, die een volkomen wil aanduiden. Zij bewonen het zoet en het zoute water. Vele soorten zijn beiden gemeen, anderen leven op de vochtige oppervlakte van rotsen, de kloven tusschen de straatsteenen, zelfs worden er aangetroffen in bronnen, waarvan de warmtegraad hooger is.

Van deze verschillende soorten zullen wij alleen die, welke den eigenaardigen naam voeren van Zoocarpa (Dier-vrucht) beschouwen, daar het mikroskoop ons hier het vreemdste natuurverschijnsel openbaart, namelijk Dier en Plant in een en hetzelfde schepsel vereenigd.

De natuurkundige giraud chantraus, niet zoo volledig en naauwkeurig als later bory, deze schepsels onderzocht hebbende, was van gevoelen, toen hij de infusiën (mengsels) van tot ontbinding overgegaan zijnde Conferveeën, Arthrodieën en andere plantaardige zelfstandigheden van diertjes vervuld zag wemelen, dat de Conferveeën eene massa kleine polypen waren, die zich verdeelden, wanneer zij er vatbaar voor waren, en alsdan in vrijheid levende, zich later wederom te zamen voegden en den vorm van planten aannamen, zich aldus naar willekeur te zamen verbonden en verdeelden. Hoe onjuist dit denkbeeld ook wezen moge, komt het evenwel de waarheid nabij.

De Conferveeën zijn geene polypen, maar eene soort van cryptogamische waterplanten, zeer menigvuldig in zoet en zout water voorkomende, te zamengesteld uit cylindervormige vezels, met eene kleurstof gevuld, die in eene inwendige buis schijnt besloten te zijn, die in geledingen verdeeld is (a), zeer eenvoudig te zamen gesteld, zeer buigzaam en over het algemeen groen van kleur, en gelijken daardoor volkomen op de zoöcarpen van het geslacht der Arthrodieën voor het tijdstip dat zij hare levende kiembare sporen of gemmae uitgeworpen hebben. Het zijn derhalve geene polypen, waaruit diertjes zich van tijd tot tijd verspreiden, wanneer de ontbinding der deelen, die hen vroeger gevangen hielden, er hun het vermogen toe geven.

Het is eene bewezen waarheid, dat onder de Arthrodieën soorten zijn, die veel overeenkomst met de conferveeën hebben, en gedurende een tijkvak van hun aanwezen planten zijn, die in plaats van kiembare sporen of gemmae diertjes, zoocarpen genoemd (g), voortbrengen, die op