Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/275

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
249
DE VULKAAN VAN ANTUCO IN CHILI.

gedeelte der vulkanische gesteenten, die ik in de nabijheid des kraters verzameld had, en welke, in een grooten doek gebonden, in de spleet vielen. Mijn bediende, die mij had zien vallen, beefde zoo, dat hij eenen geruimen tijd niet verder gaan kon. Een hem toegeworpen lasso, waaraan hij zich vastbond, zoo lang zijn weg aan gene zijde der gevaarlijke opening liep, gaf hem meer moed. Hij bereikte eindelijk eene plek, waar de spleet naauwer was en sprong, van grooten angst bevrijd, er over.

De serra was stom van verbazing dat wij heelshuids terug gekomen waren, en zoude ter naauwernood geloofd hebben, dat wij het doel van onzen togt bereikt hadden, indien niet zwarte doeken, aan stokken gebonden, die ons als vlaggen dienden en op de sneeuw gemakkelijk onderscheidbaar waren, hem overtuigd hadden, dat wij gelukkig den gevreesden kraterrand bereikt hadden. De meest welkome verversching vonden wij in de sneeuw, die, door de middagzon gesmolten, zich in kleine holten der lava verzameld had en hier zonder mineralen bijsmaak was. Gesterkt spoedden wij ons daarop verder naar beneden en begroetten weldra weder de eerste plant, de hoogst zonderling gevormde Nassauvia nivalis, met zilverglanzige, diep gegroefde bladeren, die als schubben den stengel bedekken. Zij groeit nog daar, waar de koude of de grootste onvruchtbaarheid des bodems alle andere leven verhindert, en kwam zelfs voor midden in de sneeuw.

Voor zonnenondergang kwamen wij in ons leger aan, dat wij geheel vonden zoo als wij het des morgens verlaten hadden, en de paarden, die welligt nu ook op hunne bevrijding hoopten, hinnikten ons vrolijk te gemoet. Door gemeenschappelijken arbeid bragten wij een muur uit steenen en boomtakken tot stand, die digt genoeg was om ons het genot van een verwarmend vuur te veroorlooven, zonder vrees van uit de verte ontdekt te worden.

Met het aanbreken van den dag waren wij reeds tot ons vertrek gereed en dreven onze paarden niet zonder moeite over den rotswand naar beneden in het dal, waar allen gelukkig, hoewel dan ook min of meer gekwetst, aankwamen. In den omtrek van het meer werden nog eenige zeer opmerkelijke planten verzameld en eindelijk de plaats, waar de Laxa zich eenen uitweg baant, naauwkeurig onderzocht. Er zijn betreffende dien stroom vele fabelen in omloop; in Con-