Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/292

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
266
DE HONIGDAUW.

van wantsen (Anthocoris), voor kevers uit de geslachten Scymnus en Coccinella, tot welk laatste de welbekende onze-lieve-heerbeestjes behooren. Ook een heirleger van sluipwespen of Ichneumons vervolgt hen, vooral die behoorende tot het geslacht Aphidius. Een daarvan draagt zelfs daarnaar den naam van Ichneumon (Aphidius) aphidum. Deze sluipwespen leggen elk één ei in elke bladluis; uit dit ei komt een masker, eene made, die zijn gastheer tot op de huid toe uitvreet en doodt. Soms kan het gebeuren, dat, wanneer men eenige bladeren met bladluizen onder eene glazen klok of in eene doos legt, men na eenigen tijd bijna even zoovele sluipwespen als vroeger bladluizen daarin terug vindt.

Ziedaar dus de magtigste bondgenooten voor den mensch, die hem behulpzaam zijn in het verminderen van het aantal der bladluizen, die schadelijk zijn voor de vruchtboomen en andere gewassen, doch welker verdelging door tabakswater, kalkwater, ammoniak enz. vaak of niet gelukt of niet dan ten koste van de plant zelve. Het beste middel is hier nog altijd de diertjes zelve of gedurende den winter hunne eijeren te dooden, doch dit vordert veel zorg en tijd. Wat den honigdauw aangaat, zoo is deze alleen voor de planten nadeelig, door dat het kleverige vocht, zich als een vernisachtig bekleedsel over de bladeren uitbreidende, eene der gewigtigste hunner verrigtingen, de verdamping namelijk aan hunne oppervlakte, belemmert. Dit is inzonderheid schadelijk in het tijdperk dat de bladeren nog jong en teeder zijn. Eene enkele goede regenbui kan echter alles weder wegspoelen. Doch geschiedt zulks niet, dan nemen de met honigdauw bezette plekken weldra eene zwarte kleur aan, die het gevolg is van eene eigene schimmelsoort, welke welig voortgroeit in den voor haar vruchtbaren bodem en ook het bladweefsel zelve aantast. De bladeren verschrompelen daarbij, droogen uit en worden voor hunne verrigting ongeschikt, waaronder natuurlijk ook de geheele plant lijdt. Dergelijke zwarte plekjes ontstaan ook op andere voorwerpen, waarop de bladluizen haar honigsap hebben laten vallen, b.v. op linnen of katoen, welke men in de lucht te bleeken gelegd heeft. Vermoedelijk is het aan de vorming dezer schimmel, dat de nadeelige, zelfs giftige werking moet worden toegeschreven, welke men soms van snijboonen en andere moesgroenten wil hebben waargenomen, waarop honigdauw gevallen is.