Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/309

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
281
DE VESUVIUS EN ZIJNE GESCHIEDENIS.

Plinius de jongere beschrijft ons, hoe des namiddags om één uur, na dagen aanhoudende hevige aardschokken, een dampzuil in den vorm van een pijnboom uit den vulkaan opsteeg, nu eens helder, dan donker, naarmate zij meer of min met asch bedeeld was. Van Misenum uit nam hij het verschijnsel waar. Zijn oom, de oude plinius, vlootvoogd van Misenum, begaf zich scheep om zijne vrienden te Stabiae te redden. Onder hevigen aschregen bragten zij den nacht op het schip door en landden den anderen morgen. Te midden van de aschwolk, die den dag in nacht veranderde, beproefden zij de schepen weder te bereiken, maar de oude plinius, door zwaveldampen bedwelmd, kon niet meer volgen en stierf aan eene beroerte; drie dagen later vond men zijn lijk.

Middelerwijl gingen de aardstooten voort; van Misenum uit kon men den anderen dag, van wege den aschregen, niets van den Vesuvius onderscheiden; een sterke aschregen stortte zich uit op Pompeji en dreef de in het amphitheater verzamelde volksmenigte op de vlugt, terwijl zij, die lang draalden met hunne vlugt, door den daarop volgenden regen van gloeijende steenen of door verstikkende dampen stierven. Maar het is waarschijnlijk, dat de aschregen velen bij tijds waarschuwde, en dat de meesten den dood ontkwamen, want in Pompeji heeft men tot nu toe slechts 400 tot 600 geraamten gevonden.

Hoe dit zij, zeker is het, en het blijkt uit de lagen, die Pompeji bedekken, dat eerst een fijne aschregen de stad bedekte en vervolgens eene menigte gloeijende steenen (lapilli) daarover uitgestort werden; vervolgens zijn, deels kort na de uitbarsting, deels in den loop der tijden, slikstroomen over Pompeji heengevloeid, hetzij dan uit door water meegevoerde Somma-tuffen, hetzij uit asch van nieuwen oorsprong en stortregens op de plaats zelve ontstaan; door deze slikstroomen zijn alle ruimten der huizen opgevuld en de lijken en andere begraven voorwerpen naauwkeurig afgedrukt, zoodat geen holle ruimten hoegenaamd zijn overgebleven, een verschijnsel, dat zonder de medewerking van water onverklaarbaar is.

Zoo werd Pompeji toen gedeeltelijk bedekt; ik zeg gedeeltelijk, want na de verwoesting vonden de armen nog gelegenheid, om door zijdelings gebroken openingen in de verlaten huizen der rijken in te