Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/323

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
295
DE CARIBITO.

het niet, dat de beef- of sidderaal (Gymnotus electricus) den badende onverhoeds door zijne magtige elektrieke schokken verlamt. En nogthans zou men plekken kunnen vinden, waar zich geene krokodillen noch sidderalen bevinden, en men zou meenen daar zich onbezorgd het genot van een bad te kunnen veroorloven; maar ach! ook dan nog is de geplaagde heer der natuur niet veilig, ook dan nog is er een klein diertje, hetwelk hem dat genot ontzegt, en hem doet verkiezen zijn ligchaam liever ten prooi te geven aan muskieten, dan aan den Caribe-visch van den Orinoko, een vischje, hetwelk wij ten besluite een weinig uitvoeriger willen beschrijven.

Dit vischje behoort tot het groote geslacht der zalmen, en wel tot de familie der Serra-Salmes, in 't nederduitsch Zaagbuiken geheeten, omdat zijn buik gevormd wordt door een dun kraakbeen, van tanden als eene zaag voorzien; eene bijzonderheid die eveneens gevonden wordt bij de mileten, pristigasters, haringen enz.

De Caribito
De Caribito

Het ligchaam is loodregt platgedrukt en eivormig van gedaante, ongeveer 6 duim lang en 3 duim breed. De kop is stomp, het voorhoofd sterk gewelfd, de oogen zijn groot en zwart. De tanden zijn driekantig, zeer scherp en, met tusschenruimten, geplaatst op beide kaken, en wel tien groote op de benedenkaak en een onbepaald getal van kleinere op de bovenkaak. De tong is vleezig zon-