Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/330

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
302
KLIMOP.

majestueuzen klimop bedekt is, en die niettemin leeft en tiert, alsof het niets was. Elk jaar zien wij het klimop op deze boomen met „zaden omhangen, waarop de merels en andere fijngebekte vogels gretig azen. Maar het wonderlijkste van alles is een houtige klimopstam, die door een anderen klimop bedekt wordt, terwijl beiden in de beste verstandhouding met elkander leven."

Verdere toelichting en aanvoering van meerdere dergelijke voorbeelden zijn overbodig, m. le Comte aguillon heeft genoeg bewezen, wat het klimop niet is. Maar wat is nu het klimop wel? Vader kant zou zeggen: Alle dingen op de wereld en dus ook het klimop, zijn voor ons slechts schijnvertooningen; wat zij voor zich zelven zijn, wat elk ding wezenlijk is (Ding an sich) kan onze zwakke rede nooit begrijpen; de voorstelling, die wij er van maken, hangt geheel van onze vermogens af en is daardoor bij allen zoo verschillend. Dat is zeer juist gezegd van kant, maar jonge lieden kunnen moeijelijk voor philozophische hinderpalen blijven stilstaan: zij beklimmen gaarne barricaden, al is het ook langs een langen omweg, en al blijft het doel altijd even ver verwijderd; met teleskopen, mikroskopen, thermo- en barometers trachten zij onvermoeid het doel ten minste eenigszins onder het oog te krijgen en het geheimzinnige «wezen der dingen", de X der wetenschap meer en meer in hun bereik te brengen.

Wij willen dus thans ook een kleinen aanval wagen, en de weg, dien wij daarvoor kiezen, is ons gebaand door eene mededeeling van een anderen schrijver in hetzelfde Tijdschrift Cosmos.

De heer millot brulé, de uitvinder van het photographische pistool, leert ons, hoe wij het klimop tot guirlandes en slingers van allerlei houding kunnen doen opgroeijen.

Men neemt, zegt hij, oude, afgerafelde touwen, die men met een stevige rasp langs de geheele lengte nog meer uitrafelt en uitpluist, en gedurende eenigen tijd, doch zonder dat zij rotten, in een ton of een vergaderbak met vloeibare mest laat weeken: daarna droogt men ze en hangt ze op, zoodanig, dat ze aan het noorden blootgesteld zijn en hunne uiteinden den grond raken.—Rondom deze uiteinden plant men twee of meer klimopplanten, al naar dat het touw