Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
17
HET STEENZOUT EN ZIJNE BEGELEIDERS.

sterk met zout doordrongen is. Jaarlijks wordt die bodem door het toestroomende water uitgeloogd, en bij het verdampen der watermassa wordt eene groote hoeveelheid van dat zout afgezet.—Zoo zet zich jaarlijks aan den oever der natronmeren eene zoutkorst af, die soms eenige voeten dik is. Ook hier wordt het minst oplosbare het eerst afgezet, en het zijn lagen van keukenzout en van koolzure soda, die met elkander afwisselen. Somwijlen, wanneer de uitdrooging snel plaats grijpt, worden deze zouten niet zuiver afgezet, maar doordringen het zand van den oever, en vormen uitdroogende het zoogenaamde aardzout.

De lagen van zuiver keukenzout en koolzure soda worden door den onderkoning van Egypte verzameld; de bewerking van het aardzout is aan eene private compagnie verpacht. Het aardzout wordt in een zeer ruw gebouwden molen, door een os in beweging gebragt, fijn gewreven, en daarna met water begoten en omgeroerd. De zoo ontstaande laag wordt in groote reservoirs afgevoerd, en aan de verdamping en kristallisatie overgelaten. Brandstof heeft men voor de uitdamping niet noodig, want de zon der Lybische woestijn en de drooge wind van Afrika werken even goed als een vuur.—De koolzure soda zet zich het eerst af, en het is deze alleen, die men bij deze bewerking verzamelt, de overblijvende keukenzoutloog laat men ongebruikt afvloeijen.

De geheele bewerking is hier nog zeer ruw en in hare kindschheid, zooals het geheele landschapskarakter een ruwen natuurstaat aanduidt. Hier en daar een omzwervende Bedouïnenstam; de stilte der woestijn, afgewisseld door de geluiden der dieren, die in het hooge riet aan de oevers der natronmeren huizen; de troepen van eendvogels, flamingo's en gieren, de hyena's en gazellen, die zich daar ophouden, dat alles maakt een levendig contrast met het vrolijke en glanzende tafereel, dat wij u in de zoutmijnen van Wieliczka voor den geest riepen.

Nadat wij ons met het karakter en de stilte van de woestijn hebben vertrouwd gemaakt, zouden wij nog een bezoek kunnen brengen aan de doode zee, door haar zoutgehalte en hare naphtha zoo vermaard; maar hierover werd in dit tijdschrift onlangs breedvoerig gehandeld; wij vergenoegen ons dus, met op te merken, dat de doode zee in de zamenstelling van haar water en in de afzetting van zouten merkwaar-