hunne werking te vertoonen en dus de inrigting te verklaren. Daarboven staan een aantal stemvorken, van men zou bijna zeggen reusachtige grootte. Er staat een kijkertje op een standaard bij, en eene gewone moderateurlamp; wanneer wij wat naderbij treden, bemerken wij dat elk der stemvorken bovenaan een klein spiegeltje draagt. Als men eene proef daarmede doen wil, dan neemt men (zie fig. 1) twee van die stemvorken (D D) en plaatst deze met de lamp (L) en het kijkertje (V) zoo, dat het licht (O) der lamp, door terugkaatsing eerst in het eerste, dan in het tweede spiegeltje, juist in den kijker wordt geworpen.
Men ziet dus door dit kijkertje het licht van de lamp en wel, zoodra wij het ijzeren schoorsteentje, met één klein gaatje er in, over het lampglas hebben geschoven, alleen dit lichtende puntje. Laat ons nu door een strijkstok de eene stemvork, de regtopstaande, aan het toongeven, dus in trilling brengen. Dan trilt het spiegeltje, dat hij draagt, mede, en het gevolg daarvan is,—gelijk wij kunnen voorzien, als wij ons herinneren hoe in een spiegel, die in beweging is, alle voorwerpen in beweging geraken en heen en weer of op en