Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
28
DE VLIEGENDE VISCH VAN 1857 en 1657.

't welk zij Hainan noemen, heeft geweest, veel wonderlyke dingen van de vreemde uitwerkselen der natuur, die men daar klarelyk ziet, aan my heeft verhaalt.

"Wy hebben een weinig te voren van de menigte der nesten, door zekere vogeltjes[1] aan de klippen van Hainan gemaakt, gesproken. Dewyl dan de gele visch zich meest in dit gewest onthoud, en met geen andere spys, dan met die van d' ayeren, de welken door 't onweer der zee breken, gevoed word, zo acht ik dat, uit oorzaak van zekere naturelyke toegenegentheit die de visch tot deze vogelen heeft, uit de stoffe van d' ayeren, tusschen de klippen uitgestort en verspreid, en die de plaats van 't zaat van dit beest bekleed, door deze inzwelging veroorzaakt word, dat, als de Lenten genaakt, de zadige kracht van deze visch zich allengs vertoont, en tot vliegen aanport, en dat, dewijl het zaat der ayeren deze vormkracht, van de vogelen met veren te verzien, inheeft, ook gebeurt dat, als deze kracht in de visch te voorschyn koomt, hy meê zyn vinnen, die hy aan 't hooft zeer lang heeft, allengs tot vleugels uitspreid, en de schubben tot pluimen, gezamentlijk met de staart, verandert, en dat hy in dezer voegen een vogel word, van gestalte als de Galgalus, en geel van verwe, dewyl hy van de gele verwe, die hy vertoont, de gele visch genoemt word. Nu is noch overig om te verhalen, hoe hy, als de Herfst ten einde loopt, weer in visch verandert.

"'t Is bekent dat, als de tempering of gematigtheit verandert is, alles verandert. Dieshalven gebeurt het dat, als de Winter genaakt, en de vormmakende kracht van de vogel vernietigt is, de vogel, of uit oorzaak van d'overvloet des vochts, of om enige andere oorzaak, dit, dat hy te voren was, tracht te zyn, en dieshalven zich weer naar zyn geboorteplaats van de zee begeeft, daar de pluimen hem afvallen, en daar de naturelyke kracht van de zee, en d' ingebore kracht van 't zaat, daardoor hy eerst visch geschapen was, zich allengs vertoont, en dus weer met schubben en vinnen verzien word en eindelijk in visch verandert, tot dat hy, als de Lenten weerkoomt, door 't inslorpen van 't nieu zaat der ayeren, weer nieuwe begeerte van te vliegen krygt, en dus, met een eeuwige omkeer van verandering, weer vogel word. D' oorzaak van dat zulks niet aan d' andere visschen gebeurt, is de verscheidenheit

  1. De schrijver bedoelt hier de Hirundo esculenta L.