Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/484

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
66
ALBUM DER NATUUR.

kracht door eene geringe wringing, dan eene andere van dezelfde kracht, die niet te voren sterker is geweest.

5) Eene staaf, waarvan men een veel grooter deel harer kracht door eene terugstrijking als boven heeft weggenomen, vertoont bij wringing eene vermeerdering harer magneetkracht, welke eerst met de meerdere torsie toeneemt om, na een zeker maximum te hebben bereikt, weder af te nemen. Hoe grooter het deel harer kracht is, dat men aan eene staaf ontnomen heeft, des te sterker moet men haar wringen om het zoo even genoemde maximum te bereiken. Als de staaf geheel gedemagnetiseerd is geworden, dan zal de wringing haar een groot deel harer kracht wedergeven.

6) Als men door wringing aan eene magneetstaaf meer kracht ontneemt, dan zij door eene zekere reeks verwarmingen en verkoelingen zou verloren hebben, dan zal zij door eene verwarming en verkoeling niets van de kracht, die zij nog bezit, verliezen.

7. Bij het magnetiseren zal eene gewrongene ijzeren staaf of draad hare vroegere gedaante gedeeltelijk weder hernemen, zich detorderen, om eene bepaalde hoeveelheid. (Dit is eene uitwerking van den reeds voor jaren door guillemin aangewezen invloed der magnetisering op de veerkracht van ijzer en staal, en een nieuw bewijs tegen de beweringen van wertheim, die dezen invloed ontkent. Ref.)

8. Tot zekere grens neemt deze detorsie met de intensiteit van het in het ijzer opgewekte magnetismus toe. Bij zwakke wringingen is zij onafhankelijk van de dikte des draads en van het spannende gewigt.

9. De herhaalde inwerking van denzelfden zwakken stroom op een gewrongen draad vermeerdert de detorsie niet. Dezelfde stroom in tegenovergestelde rigting werkende zal nu den draad op nieuw een weinig detorderen. Laat men den stroom daarna weder in de eerste rigting werken, dan retordeert zich de draad.

Ln. 
 

Rotatie van eenen bolvormigen geleider door den elektrischen stroom. — In de werkplaatsen voor galvanische vergulding van den heer fearn, te Birmingham, werd eens, misschien bij toeval, eene geelkoperen buis van 16 millimeters middellijn en van meer dan 1,2 meter lengte, dwars over twee andere gelegd van 25 mm. middellijn, die horizontaal en evenwijdig waren geplaatst en elk verbonden met een der polen van eene sterke bunsen-batterij (van 2 à 20 elementen, zegt het Engelsche Athenaeum, waaruit wij dit berigt ontleenen). Door de eerste buis was nu de keten gesloten, en zij begon op de beide onderliggende te trillen en zich om hare as te wentelen. De heer gore, wien dit verschijnsel vertoond werd, heeft een toestel vervaardigd om het naar willekeur en eenigzins gewijzigd te kunnen voortbrengen, en ver-