Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/491

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Verzilverde spiegels voor teleskopen.—Reeds herhaalde malen heeft, léon foucault mededeelingen gedaan over verzilverde glazen spiegels, die, in plaats van metalen spiegels, in teleskopen kunnen dienen. Het is hem gelukt zulk eenen oorspronkelijk spherischen spiegel in eenen ellipsoïdischen te veranderen, die derhalve geene aberratie bezit voor eenen bepaalden afstand van het voorwerp. Later heeft hij eenen spiegel met paraboloïdische oppervlakte tot stand gebragt, die derhalve voor voorwerpen, op oneindigen afstand geplaatst, geschikt is.

Dit nieuwe werktuig heeft 24 centimeters middellijn en eenen brandpuntsafstand van 1 meter; het vertoont duidelijk punten, die van elkander niet meer dan een tweehonderdduizendste gedeelte van hunnen afstand tot den spiegel verwijderd zijn, waaruit volgt, dat in het beeld in het brandpunt de nog onderscheidbare gedeelten niet grooter zijn dan 1250 millimeter.

Ten bewijze dat in dit werktuig, welks lengte slechts weinig meer dan vier malen die van den dwarsen middellijn bedraagt, alle de teruggekaatste stralen medewerken tot vorming van het beeld en dus de aberratie zoo volkomen mogelijk opgeheven is, strekt, dat, bij het rigten des teleskoops op geschikte proefvoorwerpen, de scherpte van het beeld het grootst is bij volle spiegelopening, maar daarentegen vermindert, wanneer men deze opening door diaphragmata verkleint. (l'Institut 1858 No. 1279).

Hg. 
 

Phosphorescentie bij de verwarming van sommige ligchamen.—Dit verschijnsel is hij een aantal ligchamen waargenomen, bij verscheidene metaaloxyden, chromium-oxyd, zirconaarde, tantalzuur, arsenigzuur, phosphorzuur en ook bij sommige mineralen. De oorzaak is echter nog onbekend. Regnault heeft het vermoeden uitgesproken, dat door de verhitting eene vermindering der specifieke warmte zoude worden teweeggebragt. Rose doet opmerken, dat dit echter moeijelijk bij vele dezer ligchamen uit te maken is, omdat het hydraatwater door de warmte wordt uitgedreven. Deze moeijelijkheid geldt echter niet voor zulke mineralen, die geen water bevatten. Daartoe behoort de Gadoliniet, die ook het verschijnsel van phosphorescentie bij verwarming vertoont. Door