EEN UITSTAPJE NAAR DE PLANEET SATURNUS;
DOOR
Dr. W. GLEUNS, Jr
De begeerte om te reizen is den mensch als ingeschapen. Geen wonder ook; want reizende wordt hij geboren en al reizende brengt hij het leven door op het groote vaartuig de aarde, die, meer regelmatig dan spoortrein, stoomboot of diligence, in gezette tijden hare baan om de zon aflegt. En dat leven van den mensch, is het ook niet als ware 't eene reis: een onophoudelijk streven om vooruit en verder te komen, om te zien en te genieten, om kennis en levenservaring op te doen? Of zijn het niet vooral deze bedoelingen, die den mensch nopen zijne woonstede voor een tijd te verlaten en vreemde streken te bezoeken? Met den zomer is de tijd van reizen ook nu weder verstreken; maar de zucht er voor is niet geweken. Zij kenmerkt zich in de aangename herinnering, die de in den zomer gedane uitstapjes hebben achtergelaten, in de plannen, die er weder zullen worden beraamd, onder huisgenooten en vrienden, om bij een volgend reissaizoen mede van de steeds gunstiger wordende gelegenheden gebruik te maken om, ook meer in de verte, de natuur en hare wonderen te zien, om ook in den vreemde den mensch in zijne bijzondere eigenaardigheden te leeren kennen.
En al komt het ook niet tot de uitvoering, toch levert zulk eene reis in de verbeelding reeds veel aangenaams en nuttigs op; want zij doet ons belang stellen in de oorden, die men denkt te bezoeken, en aanvankelijk maken wij er ons mede bekend, en, voor wij de reis zelve