Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/540

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
12
EEN UITSTAPJE NAAR DE

De zon, die nu voor ons, te midden der Asteroïden-groep, nagenoeg 16 der grootte had, waaronder wij haar van de aarde aanschouwen, verschijnt ons hier onder eene grootte, die slechts het 127 gedeelte er van bedraagt. Jupiter is echter op het tijdstip, dat wij zijne baan passeren, nog verre van dat punt verwijderd. Wij zien hem echter op ongeveer 60° afstand van de zon als de helderste van alle sterren aan het hemelgewelf schitteren. De aarde, Venus en Mars zijn als kleine sterretjes in de nabijheid der zon zigtbaar, Mercurius zal er moeijelijk zijn te vinden, 't Zou gewis hoogst belangrijk zijn, om Jupiter met zijne 4 wachters en de verschijnsels, die er op zijne oppervlakte plaats vinden, meer van nabij te leeren kennen; maar daar wij ons een bezoek op Saturnus hebben ten doel gesteld, willen wij ons daardoor niet van ons doel laten afleiden. In verband echter met hetgeen wij van de andere planeten hebben opgemerkt, willen wij alleen zeggen, dat de middellijn van Jupiter onze aarde 11,6 maal in grootte overtreft, zoodat zijn ligchamelijke inhoud ongeveer 1 400 maal zoo groot is. De digtheid is echter merkelijk minder en bedraagt slechts het 14 gedeelte van de digtheid der aarde. Een ligchaam, dat bij ons 1 pond weegt, zoude op de oppervlakte van Jupiter 212 pond wegen. Zijne massa is nagenoeg driemaal zoo groot als die van alle andere planeten te zamen genomen.

Daar deze planeet zich in 10 uren om hare as wentelt, zoo wisselen dag en nacht er schielijk af, en duurt een etmaal er slechts 10 uren. Door deze snelle omwenteling is zij sterk afgeplat. De helling der as van Jupiter op het vlak der baan bedraagt bijna 87°, de helling des evenaars derhalve slechts 3°. De zon verwijdert zich dus ook slechts 3° ter weerszijden van den evenaar en de zoogenoemde heete luchtstreek is er dus niet meer dan 6° breed. Voor de polen komt de zon er hoogstens 3° boven den horizont, 't Verschil in jaargetijden, die elk, daar de planeet in 12 jaren om de zon loopt, nagenoeg 3 onzer jaren duren, is er dus gering. Groot echter is het onderscheid tusschen de natuurlijke klimaten. Jupiter schijnt een digten en zich ver boven de oppervlakte der planeet uitstrekkenden dampkring te hebben. Hiermede schijnen ook in verband te staan de banden of gordels, die wij van de aarde, met tamelijk goede kijkers,