Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/579

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
51
HET LIGCHAAM BESCHOUWD, VAN DE DIEREN ONDERSCHEIDT.

men geene of slechts zeer dun verspreide en zeer korte haren. Bij de zoogdieren (met enkele uitzonderingen, zooals de walvisschen, den elefant, den rhinoceros, den hippopotamus, die alle veel minder behaard zijn dan de mensch, of zelfs nagenoeg naakt,) is daarentegen het geheele ligchaam, met uitzondering van weinige plaatsen, digt behaard, gelijk dit ook bij alle apen het geval is. Terwijl verder bij de dieren, ook bij de apen, de rugzijde van den romp met digtere en langere haren bezet is dan de borst- en buikzijde, heeft bij den mensch juist het tegenovergestelde plaats. Een kenmerk, dat de mensch met den orang-oetan, den chimpanzee, den gorilla, de gibbons en eenige andere apen gemeen heeft, is dit, dat de haren van den voorarm met de punten naar boven, naar den elleboog, gerigt staan; bij alle overige zoogdieren groeijen die haren, evenals aan den bovenarm, met de punten naar beneden.

De mensch bezit geene van die krachtige middelen van aanval en verdediging, die men bij zoo vele dieren waarneemt. Bij al die dieren, die den mensch overigens het naast staan, zijn de hoektanden langer dan de snijtanden en de kiezen, en kruisen elkander, wanneer de mond gesloten is; in dit opzigt gelijken zij op de verscheurende dieren, waarom dan ook het gebit der apen niet minder te vreezen is dan dat van die roofdieren, die hen in grootte en krachten gelijk staan. De beet van den gorilla, die naar het ligchaam den mensch zoo zeer nadert, is, zegt is. geoffroy saint-hilaire, even geducht, of misschien geduchter dan die van den panther. Bij den mensch zijn de hoektanden eigenlijk niet meer dan spitse snijtanden.

Ten aanzien van het inwendig maaksel van het menschelijk ligchaam kunnen wij hier in geene bijzonderheden treden. Dat maaksel komt overigens, gelijk ik reeds heb gezegd, met dat der ware apen overeen, en niettegenstaande er verschillen bestaan, zijn die over 't geheel van geen wezenlijk belang, niet grooter dan de verschillen, die er ook bestaan tusschen de verschillende aapsoorten, of tusschen de apen en de met deze het naast verwante vierhandige dieren.—Een paar bijzonderheden evenwel mag ik hier niet voorbijgaan.

Met alle ware apen der Oude wereld heeft de mensch den ovalen vorm der groote hersenen, waarmede de ovale gedaante des schedels