Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/694

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
166
HOE MEN IN HET JAAR 1618

zegt hij, "dat de menschen huydendaeghs noch van ghelycke aert ende natuyr syn, als sy by oudts syn gheweest. Want seneca claegt over d' onverstant van syn tyden, dat de luyden sich verschricten ende verwonderen, so wanneer yet nieuws in de lucht ofte in den Hemel ghesien wordt, namentlyck een vuyrighe balck; ofte een vuyrighe sweerdt, een groot gat in de lucht, als oft de Hemelen gheopent waren, een lantern, ofte een comeet, hebbende die gelyckenisse van een ster met lang hayr, oft met een lange baert, ofte een vuyrighe hellebaert: Dan comt elck een (segt seneca) gaerne uyt die matte om nae den Hemel te sien, daer sy anders niet eens de pyne waert achten te bedencken waerop dat de aertbodem rust, en hoe de son alle dagen eens omgaet sonder ophouden, en dat so snel dat sy in een uyr tydts over de derdehalf honderd duysent mylen gaet. Waer an alleen men meer wonders can mercken in eenen dach, alsmen al syn Leven sal connen sien in de boven verhaelde dinghen. Dan der menschen aert is sodanich dat men 't gewoon niet en acht hoe groot dat het is, maer een gheringe saecke dat nieuw is, can ons beweghen en buyten huys trecken: even als diegene die bij 's Conincx Hof wonen, ofte by 's Paus Paleys, die sullen wel sitten blyven, wanneer de Coninck ofte Paus voor by rijt, maer isser een nieuw batementspeler uyt vreemde landen ghecomen, dan moet men mede uitlopen; een cleyn seer in de voet sal hun niet binnen 's huys doen blyven. So bevinden wy oock huydens daegs aen deze Comeet, die wy im willen beschryven, al ist schoon dat een Comeet tegen de Son te rekenen noch minder te achten is als een Comedienspeler by een Coninck, nochtans hier is onghelijck meer sprakes ende vragens nae die Comeet als nae de Sonne. Maer wij behoren onse sinnen meer te setten op 't gene dat meer te achten is."

Wat nu betreft de vraag, of dit boekje ook eenig nader licht zal kunnen verspreiden over den loop van de komeet van 1618, ik geloof niet, dat het eenige belangrijke bijdrage zal kunnen leveren tot de nadere kennis van dat hemelligchaam. Daar deze komeet toch door de beroemdste sterrekundigen van dien tijd is waargenomen, zoo ontbreekt het niet aan een aantal opgaven, die ons ook buiten het-