Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/723

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
195
VEENROOK EN ANDERE DROOGE NEVELS.

van het brandende veen eene uiterst eenvoudige en gemakkelijke zaak is, zulks ophoudt te zijn, wanneer de rooknevel op grooten afstand van de plaats des oorsprongs wordt waargenomen, waar de rook zich reeds meer verbreid heeft en daardoor minder gemakkelijk als zoodanig door den reuk herkend wordt, en waar bovendien de meeste inwoners, zoo zij al weten dat er in de bovengenoemde streken hooge veenen zijn, meerendeels geheel onbekend zijn met de gewoonte der veenkolonisten om de oppervlakte van een gedeelte dezer veengronden jaarlijks in brand te steken, en vervolgens in de asch boekweit, zeldzamer haver of rogge te zaaijen.

Sedert echter in 1825 l.l. finke[1] en na hem verscheidene anderen de wijze van dit veenbranden beschreven en opmerkzaam gemaakt hebben op de geweldige massa rook, die daardoor in de lucht wordt gevoerd, welke, door den wind voortgedreven, zich tot op zeer aanmerkelijke afstanden verbreidt, heeft men daarin de hoofdbron leeren kennen van die drooge nevels, welke onder verschillende namen bekend zijn. Terwijl men hen in onderscheidene gedeelten van ons vaderland heirook, veenrook, zeerook of zeebrand noemt, dragen zij in Duitschland de namen van Haarrauch, Höhrauch of Höhenrauch, Heerrauch, Haarrauch, Heiderauch, Sonnenrauch en Landrauch.

De Franschen en Engelschen schijnen er geene andere namen dan die van brouillard sec en van dry fog voor te hebben.

De uitgebreidheid der hooge veenen, waarvan een gedeelte op het grondgebied van ons vaderland, maar een merkelijk grooter deel ter weerszijde van de Eems in den noordwestelijken hoek van Duitschland ligt, is zeer aanzienlijk. De juiste grootte der oppervlakte is echter moeijelijk met zekerheid op te geven. Eger[2] schat haar op niet minder dan 145½, prestel[3] op slechts 65½ vierkante geographische mijlen. Nemen wij ook het laatste cijfer aan, dan beslaan toch de hier bedoelde hooge veenen eene oppervlakte, meer dan dub-

  1. Der Moorrauch in Westphalen. Ein Beitrag zur Meteorologie, nach Anleitung van mehr als 100 Beobachtern geschrieben, und nach dem Wunsche der Königlichen Akademie der Wissenschaften zu Berlin zum Druck befördert, Lingen 1825.
  2. Der Haarrauch, Essen 1835.
  3. Petermann's Mittheilungen aus justus perthes' Geographischer Anstalt 1858, III p. 106.