Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/782

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
254
NOG IETS OVER DE NIAM-NIAMS.

en hoogte voor hen graaft, met drie ingangen, die men later met steenen toestopt. Op den zevenden dag wordt het lijk het hoofd afgesneden en het ligchaam op eene menigte van matten, zoo zacht en goed als slechts mogelijk is, nedergelegd (want, wanneer hij niet goed ligt, dan komt de overledene terug), op het graf een gedenkteeken van stroobundels opgerigt en het hoofd in de nabijheid begraven, dat der mannen gewikkeld in stroo, dat der vrouwen in een pot. De hut, waarin een man gestorven is, wordt dadelijk door al zijne betrekkingen verlaten en vervalt weldra geheel."

Ziedaar alles wat wij door vogel thans aangaande de beruchte Niam-Niams weten. Dat onder dien naam ook een volksstam zoude begrepen worden, waarvan de mannen in het bezit van een staart zouden zijn, schijnt hem zelfs niet ter oore te zijn gekomen. Althans hij maakt er met geen enkel woord gewag van. Voor als nog mogen wij derhalve de daaromtrent door du couret en andere Fransche reizigers opgevangen geruchten veilig voor sprookjes houden.

Harting.
 


 

HOUTTEELT OP JAVA;

DOOR

H.C. VAN HALL.

 

 

In eene belangrijke verhandeling van den Heer n.w.p. rauwenhoff , over de bosschen en hun invloed op den toestand des lands, in het Album der Natuur 1858, leest men op bl. 365 het volgende: "Reeds thans vindt men op Java niet meer die hoeveelheid hout, welke daar vroeger aanwezig was; zonder overleg wordt de bijl aan den wortel gelegd, terwijl veelal voor de instandhouding van het bosch geene behoorlijke zorg wordt gedragen"—en op bl. 366: "wel erkennen wij dankbaar .... dat de Regering zich meer dan vroeger aan den houtgroei onzer koloniën laat gelegen liggen" enz.

Wegens het gewigt dezer zaak, de houtteelt op Java, voor die