Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/836

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
308
Dr. BARTH'S REIZEN IN HET CENTRALE GEDEELTE VAN AFRIKA.

Van den kinderachtigen geest der volken, die barth bezocht, kunnen vele verhalen over de gesprekken, die hij met opperhoofden had, overvloedige bewijzen geven. Wij hebben reeds van de aan mohammed bello geschonken pistolen gewaagd. Nu eens zijn het speeldoozen, dan weder harmonika's, die de verrukking dezer Grooten opwekken, en het spelen op een Akkordion, met eenige geweerschoten gepaard, buiten de muren van het stadje Geschia, is genoeg om de bewoners met schrik te vervullen, en het verblijf van den reiziger te beveiligen. Het fanatismus der Mohammedanen noodzaakt den reiziger zich eenigen tijd tegen zijn zin als een Arabier te doen beschouwen, maar bereidt hem nieuwe gevaren, terwijl hij in Ssarayano gedrongen wordt in eene verzameling van aanzienlijken en grooten een Arabisch gebed om regen op te zenden, waarop gelukkig in den volgenden nacht een zwaar onweder volgt. Voeg bij al het genoemde nog de afmattende hitte, de ongezonde woningen, die door witte mieren en allerlei ongedierte dikwerf bijkans onbruikbaar zijn, het gemis van alle Europesche verkwikkingen en gemakken, en de vrees om te midden van vreemden, ver van den geboortegrond, als slagtoffer der onderneming te bezwijken. Wij begrijpen dan volkomen de aandoeningen van barth, toen hij Tripoli aan het einde zijner omzwervingen bereikt had, en vooral toen hij de zee weder zag, die in onzen tegenwoordigen toestand der beschaving het voorname middel van onderling verkeer der volken geworden is, een veiliger reisweg dan de landwegen der karavanen door een wijd uitgestrekt vast land. "Toen wij tot de stad naderden, die ik (zoo schrijft barth aan het slot zijns verhaals) voor vijf en een halfjaar verlaten had, en die mij in de poort van rust en veiligheid toescheen, vloeide mijn hart van vreugde over, en, na eene zoo lange reis door kale woestijnen, was de indruk, dien de rijke plantengroei in de tuinen rondom de stad op mij maakte, buitengemeen; doch nog verreweg grooter was de indruk van het aanschouwen der onmetelijke vlakte der zee, welke in het donkerste blaauw in den helderen zonneschijn voor mij lag. Het was de prachtige, in vele golven en bogten uitloopende Middellandsche zee, de wieg der Europesche beschaving, die van mijne vroegste jaren af mijn verlangen, het voorwerp van mijn ijverig onderzoek geweest was, en toen ik veilig en behouden