Cistus, Mastixboom, de wilde Olijf enz. De vochtige laagten verspreiden schadelijke dampen, zoodat men in de avondlucht daar ligt door gevaarlijke koortsen wordt aangetast[1].
Boven 580 en tot 1950 ellen is de luchtstreek als in het midden en Noorden van Frankrijk. De sneeuw, die meest in November valt en soms tot 20 dagen blijft liggen, doet, dat allezins opmerkelijk is, beneden de 1160 ellen geen nadeel aan den Olijfboom, ja schijnt hem zelfs als mest te dienen. In dezen gordel is de kastanje bijzonder te huis, maar wordt boven de 1950 ellen vervangen door de altoos groene eiken, door sparren, beuken, buksen (onze zoogenaamde palmboompjes) en jeneverstruiken. Het grootste deel der bevolking woont in de middelste streek, daar de bovenste streek ruw en in eenige deelen onbewoonbaar is.
REUSACHTIGE BOOMEN.
In het American Journal of Science and Arts van silliman, No 51, Mai 1854, en daaruit in mohl en schlechtendal's Botanische Zeitung, 1854, p. 755—757, leest men een berigt van asa gray, over den ouderdom van eenen onlangs in Kalifornië gevelden zeer zwaren en ouden boom, behoorende tot de Kegeldragenden (Coniferae). In de Sierra Nevada aldaar, digt bij den oorsprong der Stanislas-rivier, vond men dezen stam, welke een der weinigen is, waarvan men den ouderdom door het tellen der jaarkringen heeft kunnen nagaan.
De lengte van den stam bedroeg 322 voeten[2], de dwarse middellijn, op eene hoogte van 5 voeten boven den grond, 29 voeten en