eynde ofte intentie, onder handen was hebbende, 't gesigt van den ghenen die 't zelve was gebruykende konde uitstrekken, in zulker voegen, dat men daarmede zeer bescheidelijk dingen konde zien, die men anders, mids de distantie ende verheydt der plaetsen, niet of gansch duister ende zonder kennisse ofte bescheiden zoude kunnen zien, 'twelk hij suppliant vermerkende, heeft hem principaarlijk naar dier tijdt geoeffent, omme 'tzelve nog te verbeeteren, ende eindelijk zoo verre gebragt, dat men met zijn instrument een dingh zoo verre kan zien, ende klaar bekennen, als met het instrument aan H. E. D. Mog. onlangs verthoont bij een borgher en brillemaker te Middelburg, volgende het oordeel van Zijne Excellentie en anderen, die de respective instrumenten tegens malkanderen hebben beproeft." Na gezegd te hebben, dat hij zich in staat acht en voornemens is zijn instrument nog verder te verbeteren, eindigt hij zijn request mede met een verzoek om octrooi of eene belooning, "in aanzien van de nutheydt ende dienste van de voorsz. inventie voor 't gemeene Vaderland."
Jacob adriaansz. metius behoorde tot een geslacht, dat verscheidene uitstekende wiskunstenaars heeft opgeleverd. Zijn vader, adriaan anthoniesz., die als ingenieur gedurende het beleg zijner vaderstad Alkmaar, en later door het aanleggen van verscheidene vestingen den lande gewigtige diensten bewees, werd, nadat de Spanjaarden genoodzaakt waren geweest dit beleg op te breken, tot burgemeester dier plaats benoemd. In de geschiedenis der wiskunde is zijn naam vooral bekend door de aan hem verschuldigde bepaling van de rede des omtreks tot de middellijn des cirkels, van 355 tot 113. Van zijne vier zonen, die allen in de wiskunde bedreven waren, heeft zich de tweede het meest beroemd gemaakt. Zijn eigenlijke naam was adriaan adriaansz., volgens de gewoonte dier tijden om de doopnamen van vader en zoon te vereenigen, doch gedurende zijn verblijf als student aan de hoogeschool te Franeker, waar hij later hoogleeraar in de sterrekunde werd, nam hij dien van metius aan, een naam, die hem vermoedelijk door zijne medestudenten gegeven was, wegens zijnen ijver voor de meetkunde. Later is deze naam tot die van het geheele