Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/921

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.


 

Vergelijking van de warmte der lucht met die van de zee.Dove heeft onlangs de uitkomsten bekend gemaakt van eene reeks van waarnemingen van de warmte van de lucht en van het water, gedaan te Doberan en te Kopenhagen aan de Oostzee en in verschillende zeehavens in Ierland. Daaruit blijkt, dat de zee de grootste overmaat van warmte vergeleken met die der lucht in November heeft, en dat de grootste betrekkelijke afkoeling der zee te Doberan en in Ierland in de maand Mei en te Kopenhagen in April en Mei plaats heeft.

Op de kust van Ierland is gedurende het geheele jaar de temperatuur van de zee hooger dan die van de lucht, terwijl daarentegen het water der Oostzee van Maart tot Julij kouder is dan de lucht, een feit, dat klaarblijkelijk duidt op den wel bekenden invloed van den golfstroom.

In het algemeen is de gemiddelde warmte der zee hooger dan die van de lucht. Dove meent dat dit eensdeels kan toegeschreven worden aan de groote diepte der zee, waardoor het water, dat in aanraking is met den bodem, verwarmd wordt en dan naar boven stijgt, anderdeels aan de wrijving, ten gevolge der beweging van het water, waarbij hij herinnert aan het op alle stranden bekende feit, dat na eenen storm het water warmer schijnt te zijn (Zeits. f. allgem. Erdkunde, 1858, p. 60).

Hg. 
 

Het dier van Millepora was tot hiertoe zoo weinig bekend, dat sommigen wel eens gemeend hebben, dat dit geslacht geen voortbrengsel van dieren, maar van planten was. Gewoonlijk werd het echter onder de Polypen gerangschikt.

Agassiz heeft nu waargenomen, dat het niet tot de echte Polypen of Anthozoa, maar tot de Acalephen of Hydromedusen behoort, en dat het zeer na verwant is met Hydractinia (Americ. Journ. of Science 1858, No. 76, p. 140).

Hg. 
 

Allotropische toestanden der zuurstof; zamengestelde natuur der haloiden. In eenen brief aan faraday, geplaatst in het Philosophical Magazine, Sept. 1858, p. 178, geeft schönbein een beknopt verslag van zijne onderzoekingen over den aard der zuurstof en komt tot het besluit, dat er tweederlei allotropische toestanden van zuurstof zijn, waarvan hij de eene ozone, de andere antozone noemt en die te zamen vereenigd de gewone zuurstof daarstellen.