Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
67
IETS OVER HET BILLARD.

twee ligchamen A en B, te zamen wegende a + b ௫ voortbewegen. Dit gezamenlijke gewigt (a + b) op de kracht bs doelende, komt er voor de gezamenlijke snelheid na den schok bsa + b. Het ligchaam A, dat in rust was, heeft dus de snelheid bsa + b gewonnen: het ligchaam B daarentegen, dat s snelheid bezat, en nu slechts bsa + b snelheid overhoudt, heeft dus de snelheid asa + b verloren. Gaat men na, hoe eigenlijk dit overdragen van snelheid, om het zoo eens te noemen, bij niet-veerkrachtige ligchamen geschiedt, dan ziet men in, dat bij den schok het bewegende ligchaam B door het ligchaam A iets moet worden ingedrukt: deze indrukking zal steeds afnemen, en juist dan ophouden, wanneer de snelheid van beide ligchamen gelijk geworden is. Omdat dan de indrukking heeft opgehouden, en de ligchamen niet-veerkrachtig zijn ondersteld, zoo blijven zij geheel in den toestand, waarin zij op dat oogenblik verkeerden, en beginnen hunne gezamenlijke beweging. Al die verschillende toestanden zullen elkander ongetwijfeld zeer snel opvolgen, maar er zal toch een zekere tijd toe noodig wezen: hoe groot of klein deze tijd ook zij, is echter onverschillig voor de uitkomst.

Maar zijn nu de ligchamen volkomen veerkrachtig, dat is, hebben zij de eigenschap om na verandering van gedaante den oorspronkelijken vorm weder aan te nemen, zoodra de storende invloed ophoudt, dan wordt het verschijnsel van anderen aard. Alles toch zal bij het indrukken van het bewegende ligchaam hetzelfde blijven, tot op het oogenblik, dat de snelheden gelijk zijn geworden: maar nu zijn de ligchamen met betrekking tot elkander niet in rust gekomen, zoo als straks de niet-veerkrachtige. Integendeel verkrijgen zij eerst nu de vrijheid om te trachten hunnen oorspronkelijken vorm wederom aan te nemen, en dit wel te meer, naarmate reeds de snelheid van het geschokte ligchaam toeneemt en die van het bewegende ligchaam afneemt. Er zal dus hier, bij volkomen veerkracht, na het gelijkworden der snelheden, juist hetzelfde, maar in omgekeerde orde, plaats hebben, wat er bij het begin van den schok gebeurde tot op het oogenblik, dat de ligchamen gelijke snelheid verkregen. Dientengevolge zal dus