Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
198
DE KWABAAL-VERWARRING.

komen aan de onze gelijk is (richardson). Desniettemin wordt zij, volgens jacob bontius, Hist, Ind. Oriënt., ook in Indië gevonden. In Engeland heet de kwabbe eelpout of turbot; in Duitschland Quappe, Aalraupe, Aalquappe, Aalrutte; in Zweden Lake of Köttlake; in Rusland Nalim; in Frankrijk Barbotte of Lote; in Italië Bottatrice of Strinzo, en in Japan Dsjoo.

 

 

Wij gaan nu over tot de beschouwing van de tweede soort van visch, die eene rol speelt in de verwarring onder de kwabalen. Het is de puit— aan het einde van dit opstel zal het blijken, waarom deze naam aan dezen visch gegeven moet worden.

De puit, Motella tricirrata (zie bladz. 207, fig. 2), behoort tot hetzelfde geslacht als de kwabbe en heeft in vele opzigten zooveel overeenkomst met de laatste, dat eene verwisseling van de eene soort met de andere zeer mogelijk is. Wij zullen evenwel zien, dat het verschil ook groot genoeg is om bij eenige oplettendheid merkbaar te zijn.

De puit is geen zoetwatervisch zooals de kwabbe, maar houdt zich steeds in zee op, of ten hoogste in brak water, zooals b.v. in het IJ bij Spaarndam. Zij zwemt niet veel rond, maar ligt veelal onder bossen zeegras en zeewier op den loer. Haar voedsel bestaat uit kleine schaaldieren, kuit en jongen van andere visschen enz. Als voedsel voor den mensch is de puit niet geacht, wijl het vleesch reeds kort na den dood van het dier een zeer onaangenamen stank verspreidt. Het kuitschieten geschiedt in den winter. De lengte van de puit is gewoonlijk 10 tot 12 duim: Yarrell heeft er eene gezien van 17 duim lang. Het ligchaam is rolrond, van den kop tot zoover de buikholte reikt, en vandaar tot aan de staartvin zijdelings plat. De kop is vertikaal platgedrukt; de mond opent zich vrij wijd en beide kaken zijn bijna even lang: op de bovenkaak vindt men twee en aan de onderkaak een baarddraad. Men wil dat die baarden de puit dienen tot voelsprieten, gelijk bij de insekten. In beide kaken zitten eenige rijen kleine, spitse tandjes; de bovenlip is van binnen gegroefd of gekarteld. De kleur van den rug is bruin, hier en daar met donkere