Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/309

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
283
DE BOUWKUNST DER DIEREN.

derdaad aangeboren is. Ook de mensch levert daarvan voorbeelden. Het meest sprekende daarvan treffen wij aan bij het kind, dat, pas ter wereld gekomen, de moederborst vat en de voedende melk inzuigt. Slechts hij die weet, welk eene zamengestelde beweging dat schijnbaar zoo eenvoudige zuigen is, hoeveel spieren er toe in werking moeten worden gebragt, kan ten volle beseffen, hoe opmerkelijk het inderdaad is, dat die beweging, die eerste handeling van het kind zoo zonder eenige oefening wordt volbragt. Zij is even verwonderlijk als dat de jonge, pas uit het ei gekomen eend, ook dan wanneer eene hen haar heeft uitgebroed, zich vanzelf te water begeeft, of dat eene spin, die geboren is lang nadat de webben van het vorige jaar verdwenen zijn, haar kunstig net weeft, zonder er ooit een gezien of daarin onderrigt ontvangen te hebben.

Dergelijke handelingen kunnen alleen het gevolg zijn eener aandrift, welke het dier mede ter wereld brengt. Ligt er, evenals bij alle overige handelingen, een phantasiebeeld aan ten gronde, dan is ook dit aangeboren, evenals de geschiktheid om dit phantasiebeeld tot werkelijkheid te brengen, daar van vroegere ervaring en oefening hier natuurlijk geen sprake kan zijn.

Die aangeboren aandrift nu, welke het dier tot handelingen aanspoort, waarvan het zich voorzeker althans in den eersten aanvang zelfs niet eens bewust is, noemt men het "instinkt." En opmerking voorzeker verdient het, dat dit instinkt zich bij alle dieren van dezelfde soort, dat is van gelijke gedaante en maaksel, op gelijke wijze openbaart. Men kan een vogel aan het maaksel van zijn nest met even groote zekerheid herkennen als aan de kleur van zijn gevederte. De zwaluw zal nooit zijn nest uit dooreen gevlochten plantenvezelen of takjes, de vink het zijne nooit uit klei zamenstellen. De honigbij zal zijne kunstige raten altijd uit was, de wesp de hare uit eene papierachtige stof zamenstellen. En zelfs tot in vele kleine bijzonderheden van den bouw, die oogenschijnlijk van geringe beteekenis zijn, zullen de woningen van dieren, die tot dezelfde soort behooren, telkens weder met elkaar overeenstemmen. Ook geldt dit niet enkel van de nu levenden, maar, voor zoover de berigten van vroegere