Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/325

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
299
HET GILD DER MIJNWERKERS.

zelden aan hem onbekende neven en nichten ten deel vallen, zoo komen ook de magazijnen der wortelmuizen aan de Kamschatdalen ten goede. Deze graven hunne holen op en maken zich meester van den met zooveel moeite bijeengebragten voorraad, waarvan inzonderheid de bollen van de reeds genoemde Lilium pomponicum hun een welkome buit zijn, omdat die bollen tot hunne geliefdste voedsels behooren. De Kamschatdaal handelt echter met eene zekere barmhartigheid bij deze plundering. Hij laat steeds een gedeelte van den voorraad in het hol terug en voegt er zelfs een stukje caviar (gezouten kuit van steur) bij, een en ander met het doel om de wortelmuizen, die hem zooveel voordeel aanbrengen, niet geheel wanhopend te maken en zoo te verjagen.

Door een dergelijk verzamelingsinstinkt, als de wortelmuis bezit, onderscheidt zich ook de hamster (Cricetus frumentarius), en daar dit

De hamster
De hamster (Cricetus frumentarius).

dier merkelijk grooter is, zoo is het ook in staat nog grootere voorraadschuren aan te leggen. De hamster is een bewoner van Duitschland en Rusland tot aan den Caucasus toe. Te midden van bebouwde akkers of in de nabijheid daarvan graaft hij zijne kunstrijke woning. Deze bestaat uit verscheidene kamers en gangen. Eerst graaft de hamster een schuins benedenwaarts loopenden gang; aan het einde daarvan holt hij den grond uit tot eene groote bolronde ruimte, waarvan de wanden geheel glad worden gemaakt en de bodem bedekt met zacht hooi. Uit deze holte, die tot woonkamer dient, geleidt een tweede loodregte gang naar boven. Deze dient tot ingang; de eerste schuins loopende tot den uitgang. Het wijfje, dat nooit met het