Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
19
DE HARING.

de natuurlijke geschiedenis van den haring. Wij bedoelen, of het wel waar is, dat de haring uit de noordelijke zeeën naar meer zuidelijke trekt en of de haring, als hij kuit geschoten heeft op de kusten, weer vertrekt naar het noorden om in het volgende jaar weerom te komen? Men wil daarvoor het bewijs vinden in de groote scholen haringen, die men, voor den rijtijd, in de pool-zeeën in eene zuidelijke rigting ziet zwemmen. Men wil, dat die haring-armee, zoo als wij boven reeds met een enkel woord aanmerkten, zich bij IJsland in twee afdeelingen zou splitsen, de westelijke tak naar Noord-Amerika, maar de oostelijke naar Europa vertrekken, en deze bij de Noord-Kaap zou aanlanden; dat een gedeelte naar de Witte zee, doch het grootste deel van den troep, langs de Noorsche kusten, zuidwaarts gaat tot Schotland, hier eene afdeeling zendt naar de Oostzee en zich vervolgens weder in twee deelen splitst, eene afdeeling voor de westkust van Schotland en Ierland, de andere voor de Noord-zee, die weer troepen afzendt naar de Zuiderzee, en waarvan de overblijvenden tot door het Kanaal zwemmen, aan de zuidelijke kusten van Engeland hunne stamgenooten, die zich bij de Schotsche eilanden verwijderd hadden, om de menigvuldige baaijen en inhammen van Groot-Brittanjes westkust te bezoeken, ontmoeten, en vervolgens niet weder gezien worden, dan in het volgende jaar op gelijke wijze verschijnende. Volledigheidshalve moeten wij nog het gevoelen van gilpin vermelden, die stelt, dat de haringen als in eenen kring zouden zwemmen: van Carolina naar New-York, en van daar New-Foundland voorbijgaande naar de Orkneys. Zij zouden zich nu bij de Britsche eilanden verdeelen en zich, ten zuiden van deze, in October weder vereenigen, den Atlantischen oceaan oversteken, om in Januarij weder bij Carolina terug te zijn, en in April denzelfden togt op nieuw aan te vangen. Deze beide gevoelens, hoewel door velen voor waar gehouden wordende, zijn echter door anderen, en misschien niet ten onregte, bestreden. Men ontkent geenszins, dat de haring op dien weg gevonden wordt, maar beweert, dat niet dezelfde haringen, die uit de pool-zeeën komen, in het Kanaal gevangen worden; men wil, dat de haringen door de behoefte om hunne kuit op ondiepe plaatsen neder te leggen, gedwongen worden om de diepe gedeelten der zee te verlaten; dat die behoefte het eerst spreekt bij