Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/383

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
355
HET METSELAARS-GILD.

deze tusschen hare kaken naar de plaats, waar zij bouwen. Hier aangekomen legt de kleine metselaar zijne vracht op de daarvoor bestemde plaats nevens het reeds vroeger aangevoerde bouwmateriaal en verbindt het daarmede door middel van zijn speeksel. Dan begeeft hij zich wederom op weg om nieuwe bouwstof te halen, die hij desgelijks op hare plaats brengt en bevestigt, totdat het geheele zand- of kleicelletje voltooid is en, in weerwil dat het slechts dunne wanden heeft, toch zoo stevig en vast is, dat deze, — althans bij eene door réaumur waargenomen soort,—eene grootere hardheid dan vele steensoorten hebben en slechts moeijelijk met een mes kunnen doorboord worden. Opmerkelijk inderdaad is dit werk, niet alleen uit het oogpunt der kunst, waarmede het vervaardigd is, maar ook uit dat van den arbeid, dien het kost. Elk celletje toch bestaat uit verscheidene honderde kleiklompjes, die elk voor zich door het diertje afzonderlijk bereid, dat is met zijn speeksel vermengd en gekneed zijn, zoodat het ons niet verwonderen kan, indien ooggetuigen ons verzekeren, dat elk zoodanig celletje aan de bij verscheidene uren werks kost. En toch deinst de trouwe moeder voor die moeite niet terug. Achtereenvolgens bouwt zij een aantal zulke cellen, in ieder daarvan legt zij een eitje en, opdat de jeugdige larve dadelijk bij het verlaten van het ei een voor haar gepast voedsel zal vinden, voegt zij daar eenen voorraad stuifmeel van de eene of andere bloem bij.

Reeds vroeger (bl. 323) maakten wij gewag van wespen, die voor hare toekomstige jongen in harde gesteenten holen graven. Gewoonlijk vergenoegen zij zich met de tusschen hare stevige getande kaken gevatte brokstukjes naar buiten te slepen en weg te werpen. Doch eene merkwaardige uitzondering maakt daarop eene soort, die teregt de

De metselwesp
Kaken van een metselwesp

Kaken van de metselwesp.–Vergroot.

meer bijzonder op haar toepasselijke benaming van "metselwesp" (Odynerus murarius) ontvangen heeft. Dit diertje graaft in zandsteen een gang van 5—8 Ned. duimen diepte. Telkens wanneer het eenige korreltjes heeft los gemaakt, brengt het deze naar buiten en kneedt ze zamen tot