Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/401

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
371
HET METSELAARS-GILD.

gemeenschappelijken muur van klei omgeven worden, zoodat daardoor afdeelingen ter grootte van een kinderhoofd gevormd worden. Tusschen en om deze kweekerijen zijn de magazijnen gelegen, de voorraadschuren, waarin stukjes hout, gom en verdikte plantensappen worden bewaard.

De tot hiertoe beschreven deelen nemen de benedenste gedeelten van het gebouw in en verheffen zich rondom tot op tweederde of drievierde van zijne inwendige hoogte, gezamenlijk eene opene ruimte omsluitende, waarboven zich het dak (zie de plaat bij d d d) uitbreidt dat door drie of vier gothische bogen ondersteund wordt, zoodat dan ook deze ruimte niet ten onregte bij het schip eener gothische kerk vergeleken kan worden. Een eindweegs boven de koninklijke cel bevindt zich de waterdigte vloer (zie de plaat bij c) dezer ruimte en bovenwaarts een tweede kringvormige vloer (b), die de magazijnen bedekt en waarop men op vele punten half opgetrokken muurtjes ziet, de beginselen van nieuwe kamers en gangen.

Dit geheele stelsel wordt nu overdekt en omgeven door eenen zeer dikken en stevigen buitenmuur (e e), die met het dak (d d d) een geheel uitmaakt. In dien buitenmuur bevinden zich verscheidene spiraalsgewijs rondom het gebouw loopende gangen (i i i i i), welke men de wenteltrappen zoude kunnen noemen, waarlangs de termieten afdalen en opklimmen om de verschillende gedeelten van hare woning te bezoeken. Deze gangen zijn somtijds zeer wijd, tot meer dan een voet in middellijn, en leiden benedenwaarts naar dergelijke gangen onder den grond, die zich tot op eenen zeer aanmerkelijken afstand, zelfs tot op 100 ellen van de woning uitbreiden. Deze laatste gangen waardoor de termieten tot het zoeken van voedsel trekken, zijn te vergelijken met de catacomben van sommige groote hoofdsteden. Zij zijn namelijk ontstaan door het ondermijnen van den bodem, ten einde daaruit de bouwstof voor hare woning te halen.

Aan de binnenzijde van het gebouw openen zich de spiraalsgewijze gangen op vele punten in de bovengenoemde inwendige ruimte. En als ware daardoor nog geen gelegenheid genoeg gegeven om gemakkelijk alle gedeelten van haar gebouw te bereiken, vervaardigen zij zelfs boogvormige bruggen of viaducten (n n), waardoor zij in korten