Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/415

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

 

 

Ontwikkeling van Nematoden.—Reeds sinds lang had men vermoed, dat Trichina spiralis de jeugdige toestand is van Trichonocephalus dispar. De gronden daarvoor kan men zamengesteld vinden bij küchenmeister, Parasiten p. 267. Thans is dit door leuckart langs den experimentelen weg bewezen! Hij voederde een jong varken met vleesch, waarin Trichina spiralis bevat was. Na vijf weken opende hij het dier en vond in de darmen duizenden van Trichonocephalus dispar (Compt. rend. XLIX, p. 453).

 

Overblijfselen van menschelijke kunstvlijt in het diluvium en in beenderenholen. — In den loop der laatste jaren zijn meer en meer bewijzen aangevoerd voor het bestaan van menschen gelijktijdig met sommige uitgestorven zoogdieren. Daartoe behooren ook de door boucher de perthes in den omtrek van Abbeville en van Amiens ontdekte overblijfselen van menschelijke kunstvlijt in het diluvium, bestaande in verschillende uit kiezelsteen vervaardigde voorwerpen. In 1835 bevestigde rigollot de ontdekkingen van boucher de perthes, en ook de bekende geoloog hébert overtuigde zich, dat de lagen, waarin de steenen voorwerpen gevonden werden, tot het diluvium behooren.

In de afgeloopen lente deed prestwich in gezelschap van eenige andere Engelsche geleerden een onderzoek naar dezelfde zaak. Het voorname doel was zich te overtuigen, dat er van de zijde der werklieden geen bedrog gepleegd werd, maar dat de steenen beitels enzv. werkelijk op de plaats gevonden werden. Een hunner, de heer flower, nam werkelijk een zoodanig voorwerp nog op de oorspronkelijke plaats waar, en ook prestwich, ofschoon bij de opgraving niet tegenwoordig, overtuigde zich, dat hier aan geen bedrog te denken was.

Ten einde echter geheel zeker van de zaak te zijn, besloot kort daarop de