Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/488

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
74
ALBUM DER NATUUR.

Men kan den door iodamylum gekleurden droppel in een proefglas overgieten zonder hem zijne kleur te doen verliezen; door verhitting zal dan zijne kleur verdwijnen, en wanneer hij bij de bekoeling weder zijne oorspronkelijke kleur heeft aangenomen, kan men hem weder in den spheroïdalen toestand brengen, zonder dat hij zijne kenmerkende kleur verliest. (l'Institut 1860, p. 243)[1].

 

Kompasbloem.—In de Bonplandia van dit jaar, No. 8, p. 157, leest men het volgende:

"In de prairieën van Texas is eene plant gevonden, die den naam van kompasbloem heeft ontvangen, omdat zij zich onder alle klimatische omstandigheden, bij regen, vorst of zonneschijn, steeds naar het Noorden keert."

Hg. 
 

Waarschijnlijke oorzaak van het wegzinken van een stuk grond te Orcier. — Het vermoeden, op bl. 51 van dit Bijblad, aangaande de waarschijnlijke oorzaak van dit verschijnsel geuit, wordt nader bevestigd door hetgeen de predikant te Orcier daaromtrent mededeelt. Volgens hem bewijzen de ronddrijvende stukken hout slechts, dat het meer reeds vroeger bestaan heeft. Dit hout stamt, volgens hem, af uit het nabij gelegen bosch en heeft zich op het vroegere meer opgehoopt, in diervoege dat, met bladeren en aarde vermengd, met den tijd eene vaste laag ontstond, waarop gras en boomen gegroeid zijn, totdat dit bekleedsel te zwaar geworden zijnde weder in het meer is nedergezonken. Voor eenige jaren zoude iets dergelijks ook in het Thüringer Wald hebben plaats gegrepen. (Bonplandia 1860, No. 8, p. 142).

Inderdaad herinnert het geheele verschijnsel aan dat der zoogenaamde drijftillen in onze veenstreken.

Hg. 
 

Maaksel der spieren van de Mollusken.—Dr. theodor margo heeft van een aantal Acephalen en Cephalophoren het fijnere maaksel der spieren aan een naauwkeuriger onderzoek onderworpen, dan tot dusverre geschied was, en de uitkomsten van dat onderzoek leiden tot wijziging van eenige tot dusver algemeen aangenomen voorstellingen daaromtrent, waartoe echter reeds leydig en gegenbauer eenigermate den weg gebaand hadden.

Kortelijk zamengevat zijn deze uitkomsten de volgende:

  1. Zou de sphéroïdaal temperatuur van hetzelfde vocht onder alle omstandigheden dezelfde zijn? Zou zij niet af hangen van den vorm en du grootte des sphéroïds en dus van den vorm van het schaaltje, waarin de proef geschiedt? Ln..