Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
50
WAT HEEFT DE KOMEET VAN DONATI ONS GELEERD?

derzijdsche aantrekking, die zij op elkander uitoefenen, op verschillende tijden en plaatsen zeer onderscheiden is. Op groote afstanden toch van de zon, waarom zij zich bewegen, zijn die stofdeeltjes meer zamengehoopt en is de digtheid der komeet dus grooter dan wanneer zij zich in de nabijheid der zon bevindt. Bij het naderen tot de zon worden de deeltjes meer verstrooid en als van elkander gedreven, zoodat de dampmassa, die het binnenste meer digte gedeelte of de kern omgeeft, allengs eene meerdere uitgebreidheid verkrijgt, naarmate de komeet de zon nadert. Bij die nadering tot de zon heeft er tevens eene opeenhooping van stof aan de van de zon afgewende zijde der komeet plaats, waardoor de staart gevormd wordt.

Het schijnt alzoo dat de zon, behalve door hare aantrekking, waardoor zij den loop der komeet regelt, ook nog een anderen invloed op hare stofdeelen uitoefent en wel de deeltjes meer en meer van elkander verwijdert, op soortgelijke wijze als het water door aanbrenging van warmte in een dampvormigen of veêrkrachtigen toestand overgaat, waarbij de deeltjes elkander afstooten, terwijl bij vermeerdering van warmte die uitzettings- of expansief kracht, zoo als men ze noemt, toeneemt.

Maar behalve dit vermogen, waarmede de zon op de kometen werkt, en waardoor hare uitgebreidheid bij eene meerdere uitzetting der stofdeelen toeneemt, moet er nog eene kracht van de zon uitgaan, die de deeltjes als van zich afstoot en daardoor den staart vormt. Hoewel de beweging wel invloed op den staart uitoefent, zoo is zijn ontstaan echter niet mechanisch te verklaren. Maar ook die zonderlinge uitstroomingen, die de komeet van halley en nu ook weder de komeet van donati zoo duidelijk hebben leeren kennen, schijnen er toe te leiden om aan te nemen, dat de zon nog eene andere kracht op de komeet uitoefent, en eene soort van polariteit in de stofdeeltjes opwekt, waardoor deze door de zon worden afgestooten, even zoo als gelijknamig geëlektriseerde ligchamen of de gelijknamige polen van twee magneten elkander afstooten.

Het is echter vooral in dit opzigt dat wij erkennen moeten, dat onze kennis van de kometen nog slechts gebrekkig is, en moeten hopen, dat naauwkeurige waarnemingen, vooral in betrekking tot die merkwaardige uitstroomingen van lichtende stof uit de kern der kometen en de vorming van die lichtende hulsels, zoo als de waarnemingen