Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
62
ONVERGANKELIJKHEID.

dit vooral, omdat dit laatste zal blijken de gedeeltelijke vervulling te zijn van hetgeen sommige lezers van dit Album wel hebben willen opnemen als eene belofte aan hen gedaan.

Meer dan een jaar geleden namelijk had ik het genoegen eens te wandelen in zeker groot gebouw te Parijs, in verbeelding vergezeld van een groot aantal dier lezers. Aan het eind dier wandeling bleef er nog wel het een en ander ongezien, en daaraan hebben enkele van mijne welwillende begeleiders de goedheid gehad mij te herinneren op eene voor mij te aangename wijze, dan dat ik niet zou trachten hen, zij het dan ook maar gedeeltelijk, te voldoen. Deze weinigen mogen het er dus voor houden, dat ik ze al het bovenstaande heb medegedeeld, terwijl wij te zamen de ons reeds bekende trappen opstegen en eenige ook reeds bekende zalen doorliepen, om eindelijk aan te komen waar wij nu zijn: in de zaal der eigenlijk gezegde natuurkundige werktuigen van het Conservatoire des arts et métiers. Het is eene groote zaal, met allerlei belangrijke toestellen gevuld en overvuld, die, wij merken dit in het voorbijgaan op, in niet zeer behagelijke, ook niet in zeer rationele orde zijn geplaatst. Maar dit komt er op het oogenblik voor ons minder op aan; want wij gaan regt af op het doel, dat ons voor het oogenblik hier voert. Daar in die middenkas zeer gunstig geplaatst staat het werktuig, waarmede wij ons op het oogenblik uitsluitend willen bezig houden.

Dat werktuig is naar het uitwendige niet zeer ontzagwekkend en het zal niet moeijelijk zijn, zijne inrigting te verklaren. Als men draait aan die kruk daar ter regter zijde, dan draait ook het rad, dat op dezelfde spil is geplaatst, en door die reeks van raderen en rondsels wordt de beweging, met steeds toenemende snelheid, ten laatste overgebragt op die roodkoperen schijf. Zonder veel inspanning brengt men haar daardoor zoo snel aan het draaijen, dat zij meer dan 150 omwentelingen maakt in elke seconde.

Daarnevens en met zijne uiteinden de schijf als met een tang omvattend, hoewel zonder die aan te raken, ligt nog eene ijzermassa van bijzonderen vorm, die elk aan de klossen met rood koperdraad, welke daarover heen zijn geschoven, als een elektromagneet herkent. De uiteinden dier draadwinding kunnen al of niet in aanraking gebragt