Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/87

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK'S OF ZOOGENAAMDE "KOPPEN-SNELLERS" VAN DIT EILAND;

DOOR

A.W.M. van HASSELT.

 

 

I

.

Onder de vele deels nog woeste volksstammen, die op Nederlandsen grondgebied in de tropische gewesten leven, zijn de oorspronkelijke inboorlingen van Borneo niet de minst belangwekkende in hunne soort. In de vooronderstelling, dat hetgeen betrekking heeft op dit eiland, — met Madagaskar en Nieuw-Holland één van de grootste der wereld en zelfs vijf en een half maal grooter dan Java,—voor de lezers van het Album even veel aantrekkelijks zal hebben als de studie daarvan mij heeft opgeleverd, wensch ik hun vooral mede te deelen, wat mij over de ethnographie of liever de anthropologie zijner bewoners in het algemeen, en die der Dayah's, Dajak's of Daijakkers in het bijzonder, uit vele verspreide geschriften bekend is geworden. Ik heb echter nevens dien wensch een bijoogmerk: het is, om met vernieuwde erkentelijkheid opmerkzaam te maken op de vele vruchten van kennis, welke door onze land- en stamgenooten, ook in dit gedeelte van Indië, ten koste vaak van hunne gezondheid, soms van hun leven, zijn verkregen; vruchten, waarvan de moeijelijke en gevaarvolle inzameling, het zij tot onze beschaming gezegd, nog altijd niet in haren vollen omvang en zeker niet algemeen genoeg in Nederland wordt erkend of gewaardeerd. Of bepaalt de kennis van Borneo bij velen zich niet slechts tot hetgeen Fransche geographiën, op sommige middelbare scholen, daarover leeren? namelijk: "que l'intérieur de Borneo est encore inconnu" (als of de vele ontdekkingsreizen der onzen tot de fabelen behoorden); "et que ses épaisses forets renferment des éléphans" (welke dieren op Borneo juist niet