Pagina:Album der Natuur 1860.djvu/90

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
68
STUDIËN OVER BORNEO EN DE DAJAK's

officieren en hydrographische ingenieurs, is men voor de kennis van den toestand der binnenlanden veel verpligt aan de reizen en ontdekkingen van den kolonel henrici, den majoor g. muller, den mijningenieur von gaffron, den resident van lijnden, de luits. ter zee groll, bleckmann, smits, verder van de H.H. brooke, von dewall, everwijn, horner, keppel, korthals, maier, ook aan die van Mevr. i. pfeiffer en vele anderen, maar zeker niet het minst aan die van Dr. schwaner, wiens uitnemende Beschrijving van Borneo[1]

mij als hoofd-leiddraad tot de bewerking van dit opstel heeft gediend. Hem komt de eer toe, het eerst (in den jare 1847), van Bandjermasin uit, door de deels zoo gevreesde, nog barbaarsche binnenlanden heen, tot Pontianak toe, Borneo als het ware midden door te hebben gereisd. Kort vóór hem evenwel had de heer von gaffron reeds eene dergelijke reize volbragt, doch op eene eenigzins mindere schaal, in zooverre hij oorspronkelijk meer de rivieren en kustlanden ten Zuiden, Mendawei, Sampit, Pemboean, bereisde en eerst van Kotta waringin uit, langs de Pinoe-rivier, Sintang mogt bereiken, van daar insgelijks naar Pontianak afzakkende. Vroeger nogtans dan deze zoo verdienstelijke mannen, (in 1825), had george muller, daartoe in staat gesteld door den voor de wetenschap zoo ijverigen Gouverneur-generaal van der capellen, het nog grootschere plan opgevat, om veel hooger, van de Oost-kust uit, langs de Koetei-rivier, dwars door midden. Borneo heen, naar het Westen door te dringen, tot eene plaats, welke

  1. Borneo, Beschrijving van het stroomgebied van den Barito en reizen langs eenige voorname rivieren van het Z.O. gedeelte van dat eiland, door Dr. c a. l. m. schwaner, in 2 deelen met platen, lang na des schrijvers dood, in 1853 uitgegeven door bezorging van Dr. j. pijnappel, te Amsterdam bij van kampen. De hoofdverdienste van zijn werk, waarbij wij evenwel hier niet zullen stilstaan, is gelegen in het opnemen van het terrein, van de formatie en den loop der door hem bereisde rivieren, in verband met de daarvan deels afhankelijk zijnde handels-communicatiën, en met de voortbrengsels van den bodem en der industrie. Geologie, geographie, deels ook klimatologie, alsmede ethnographie hebben daarbij de bijzondere onderwerpen zijner nasporingen uitgemaakt. Voor de botanie en zoölogie daarentegen wierpen zijne reizen slechts weinig beteekenende vruchten af.—Dankbare erkenning verdient de even vlijtige als geleerde bewerking van den heer pijnappel, die dit blijvende en klassieke letterkundige monument voor schwaner oprigtte, waardoor onze bekendheid met dit gedeelte van Ned.-Indie zoo zeer is verrijkt.