Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
149
HET HUWELIJK DER PLANTEN.

compositum album, Willd.?). Lindley geeft op, zaden van de framboos te hebben zien ontkiemen, welke zeker 1600 à 1700 jaren oud waren, terwijl het bekende daadzaken zijn, dat boonen en meloenpitten, die 30, 60 en 100 jaren oud waren, zich behoorlijk ontwikkeld hebben.

Eerst door uitzaaijing wordt de kiem uit zijn vast omhulsel te voorschijn geroepen. Zij ontwaakt als het ware en met haar ook het groenend tapijt der aarde! Zij voedt zich dan uit en door de aarde, en als dankbare spruit spreidt zij in volle pracht al hare deelen uit over dat tapijt.

Ook hier leeren wij weder, dat in de eenvoudige werkplaats der natuur alles naar eene vaste wet plaats heeft; dat alles slechts omzetting is, dat de eene stof daardoor in de andere overgaat, en dat elk individu, hetzij groot of klein, er zijn deel aan heeft.

Heeft de bevruchting plaats gehad, dan wordt het vruchtbeginsel geheel veranderd, het zwelt op, het wordt langzamerhand grooter; de bloem verliest hare kleurenpracht, de bloembladen, de bloemkroon of het bloemdek worden flets, zij verdroogen—en vallen af! De gloed der liefde is uitgedoofd;—de mannetjes sterven af; zij hebben, ja, geleefd en lief gehad, doch hun doel is vervuld; ook de stijl en de stempel verwelken; een nieuw, een hooger leven wordt te voorschijn geroepen,—de bloem is moeder geworden.

Al hare zorgen besteedt zij nu aan de aan haar toevertrouwde kinderen; al hare schoonheid, al haar luister heeft zij voor hen afgelegd; zelfs hare liefde heeft zij geheel aan hen overgedragen, en moet het zijn, dan zal zij zich zelve voor hen opofferen, zoodra zij hare taak voleindigd rekent en hare kinderen rijp ziet worden voor een nieuw leven.

Dan breekt zij gewillig het hen omsluitend hulsel open, neemt hare kinderen uit de wieg, die hen zoo lang koesterde en tot veilige rustplaats verstrekte, en staat ze af aan hunne tweede moeder, de natuur, opdat die hen weder aan de aarde moge toevertrouwen, die door haren alles bezielenden adem, op hare beurt, weder zorgt voor een met kleuren doorweven tapijt, waarop wij wandelende en denkende mogen leven, leeren en genieten.