Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
200
OVER DE ZUIDPOOLTOGTEN.

voorwaarts dringt om zich in de zeeën van meer gematigde luchtstreken op te lossen en te verdwijnen.

 

En wat zijn nu de resultaten geweest, vragen wij, van die gevaarlijke ondernemingen? Men is doorgedrongen tot 78 graden zuiderbreedte; men heeft op verscheidene punten land ontdekt; men heeft een groot getal lengtegraden afgelegd langs den ijsmuur, die overal den verderen voortgang stuit; men heeft dus op de kaart van het zuidelijk halfrond enkele punten kunnen aanteekenen en benoemen. Maar of de landpunten, die men ontdekt heeft, tot één groot vastland zamenhangen, hetwelk met eeuwig ijs en sneeuw is bedekt, dan of zich rondom de zuidpool een eilanden-archipel uitbreidt, waarvan de straten en doorgangen voor altijd zijn toegevroren, zoodat land en zee tot een reusachtigen ijsklomp zijn verstijfd;—wie zal dit beslissen, zoolang het niet gelukt den steilen ijswal te beklimmen en door togten in het binnenland nadere inlichting aangaande dit vraagstuk te verkrijgen? Dumont d'urville hield zich overtuigd, dat de ijswal een zamenhangend groot vastland als een gordel omgaf. Maar ross betwijfelde dit, omdat zijns inziens de kustenlinie op verre na niet in genoegzame uitgestrektheid en zamenhang is onderzocht om daaruit het bestaan van zulk een vastland af te leiden.

Maar hoewel het bestaan van een vastland aan de zuidpool geenszins voor volstrekt bewezen geacht kan worden, zoo heeft het toch allen schijn van waarheid voor zich. Als men toch de verschillende tot hiertoe ontdekte kusten, Victoria, Adélie, Clarie en Enderby tot elkander in verband brengt en er bij in aanmerking neemt, dat zij, naar het schijnt, in ééne rigting voortloopen zonder ergens eenige aanmerkelijke openingen of inhammen te vertoonen, dan moet dit wel den indruk maken, dat men geen groep van los verstrooide eilanden, maar een zamenhangend vastland voor zich heeft.

Maar het bestaan van zulk een zuidpoolland is naauw verbonden met de vraag naar de gemiddelde temperatuur, die in de zuidpoolstreken heerscht. Tot aan den 50sten breedtegraad schijnt de temperatuur vrij evenmatig verbreid te zijn over het noordelijke en zuidelijke halfrond. Maar als men op hoogere breedten komt, schijnt