Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/286

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
260
VLECHTERS, MANDENMAKERS, WEVERS, ENZ.

Boven op deze eerste cel wordt dan op gelijke wijze eene tweede, eene derde cel enzv. gebouwd, zoodat ten slotte het geheele gebouwtje uit zes of zelfs meer dergelijke opeengestapelde cellen bestaat, elk met een ei en den noodigen voorraad voor de jonge larve, die daaruit komen zal, om daarop te teren, totdat deze zelve in een volkomen insekt zal veranderd zijn, dat op zijne beurt op geheel dezelfde wijze zijnen moederpligt jegens zijn nog ongeboren kroost zal betrachten.

Voorwaar een der opmerkelijkste voorbeelden van aangeboren kunstdrift, die tot zeer zamengestelde handelingen in staat stelt, zonder dat van vooraf verkregen ervaring sprake kan zijn! Een van die gevallen, waar elke verklaring van het hoe te kort schiet, al kunnen wij ook van het waarom eenige rekenschap geven.

Trouwens in meerdere of mindere mate geldt zulks van alle kunstdriften der dieren. Wij worden slechts te meer getroffen door het raadselachtige, hetwelk haar steeds aankleeft, naar mate die kunstdriften zich meer op eene wijze uiten, die schijnt te getuigen van een verstandelijk overleg, en het, bij nadere overweging van de omstandigheden, waaronder de handelingen geschieden, blijkt, dat daarvan geen sprake kan zijn. Wij verwonderen ons dan teregt over het tot stand komen van een werk, zoo net, zoo doeltreffend, vervaardigd door eenen geheel ongeoefenden arbeider, maar die verwondering leidt dan ook tot bewondering van de voortreffelijke inrigting der natuur, waar elk schepsel zich in het bezit ziet gesteld van de beste middelen om het voortbestaan zijner soort hier op aarde te verzekeren, van middelen, die niet beter hadden kunnen wezen, wanneer het inderdaad het verstand, gesteund door ervaring, geweest ware, dat deze had uitgedacht.