Naar inhoud springen

Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/30

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
8
WINDVORMINGEN.

Met 't kompas in de hand en op de kaart af dat zand doorkruisende, viel mijn oog op een van mijnen weg afliggend alleen staand heuveltje, en werd ik door het soort van instinkt, dat ons zoo vaak juist op de plek voert, waar iets merkwaardigs te zien is, gedrongen om derwaarts te stappen. Hier vond ik een gewoon, alleen staand, rondsom afgewaaid heuveltje, in twee deelen gedeeld door eene oerbank en daarboven liggende laag zwarte grond, en onder die bank nog weder uit stuifzand bestaande. Het was dus duidelijk, dat hier twee malen eene langdurige rust in de zandverstuiving was geweest, waarin zich eerst deze oerbank met de korst teelaarde gevormd had en later de bovenste heidekorst, een deel namelijk van de met heide begroeide oppervlakte, welke door de tegenwoordige zandstuiving is ingenomen. Aan den voet nu van dit heuveltje trof ik eenige verspreid liggende beenbrokjes aan, klaarblijkelijk de welbekende, verbrande beenderen uit de begraafplaatsen onzer voorvaderen. Welhaast bleek 't, van waar die afkomstig waren. Boven mij, vlak onder de bovenkorst, zag ik overblijfsels van zoogenoemde beenderkoeken in hunne oorspronkelijke ligplaats, gelijk zij daar dikwijls voorkomen, waar men de verbrande lijken, zonder urnen, eenvoudig in putjes begraven heeft. Later dan de negende eeuw zal men in Drenthe wel geene lijken meer verbrand hebben, en men kan hieruit dus opmaken, dat het Dieversche Zand reeds eenen zeer geruimen tijd voor die negende eeuw heeft bestaan.

De steile boorden van zandstuivingen en de kanten van de alleen staande heuveltjes vertoonen dikwijls eene menigte lagen van geringe dikte, die op het eerste gezigt zouden doen gelooven, dat men hier met eenen uit water bezonken grond te doen had. Bij nader inzien blijkt het evenwel, dat de laagjes meestal niet waterpas liggen, eene noodzakelijke voorwaarde van alle waterbezinksels, en dat het hier dus niets anders is dan over elkander gestoven zand, hetgeen, door achtereenvolgens eenigen tijd aan de lucht te hebben gelegen, meer of min verkleurd of met aardkorrels vermengd is en daardoor in het oog valt.

 

De vlak gestoven bodems der zandstuivingen zijn merkwaardig door