Pagina:Album der Natuur 1861.djvu/328

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
300
De SPINNERS ONDER DE DIEREN.

het eigenlijke net, dat bestaat uit de stralen, die als de spaken van een wiel naar den omtrek loopen, en waarvan sommigen tot vermeerdering der stevigheid met twee uiteenwijkende draden aan den veelhoek gehecht worden, en uit de tusschen die stralen uitgespannen koorden, welke laatste echter bij nadere beschouwing blijken slechts uit eenige weinige spiraalsgewijs gewonden draden te bestaan, die telkens op de ontmoetingspunten met de stralen aan deze zijn vastgehecht.

Het opmerkelijkst daarbij is, dat de spin, zoowel bij het spannen der stralen als van de deze verbindende koorden, hare pooten als passers gebruikt om de draden steeds op gelijke afstanden aan te brengen, zoodat de mazen dientengevolge nagenoeg even groot worden. Die grootte is dan ook steeds juist evenredig aan de grootte van de spin, iets waarvan elk zich gemakkelijk overtuigen kan door webben van jeugdige spinnen met die van oudere derzelfde soort te vergelijken.

Hoewel minder fraai en regelmatig, verdienen toch ook de meer buis- of hangmatvormige webben van andere spinnen wel eene nadere beschouwing. De gewone huisspin (Tegenaria domestica) bouwt een zoodanig web. Bezien wij het voordat de onmeedoogende raagbol het wegvaagt. Het bestaat uit een steeds meer of min horizontaal uitgespannen zak, die slechts aan de eene zijde open is. Daar binnen, als ware het een fuik, bevindt zich eene buis, die eindigt aan eene holte in den muur of het houtwerk, en het is daarin dat de spin zich gewoonlijk ophoudt, om slechts te voorschijn te komen, wanneer zij eene prooi ontwaart. De wanden van de verschillende gedeelten van dit web bestaan uit een veel digter weefsel dan het radvormige net van andere spinnen, en te vergeefs zoekt men daarin naar eenige netheid en sierlijkheid. Deze zijn geheel opgeofferd aan de stevigheid, die het dan ook in merkelijk hoogere mate bezit.

Nog vele andere spinnen bouwen min of meer met dit overeenkomstige webben, waarbij wij echter niet willen vertoeven, maar liever even stil staan bij dat van de waterspin (Argyronecta aquatica.)

Deze spin, eene der grootste onder de Europesche soorten, is vrij menigvuldig in onze slooten en andere zoete wateren, mits deze niet te snel vlieten en er planten in groeijen. Zij houdt zich tamelijk diep